Add parallel Print Page Options

Israël komt tot bloei

27 Op die dag zal de Here zijn vreselijke, flitsende zwaard nemen en Leviatan, het snel bewegende reptiel, de kronkelende slang, de draak van de zee, doden. Laat op die dag van Israëls vrijheid dit lied worden gezongen:

Israël is mijn wijngaard, Ik, de Here, zal de mooie druiventrossen verzorgen en opkweken, elke dag zal Ik ze water geven en dag en nacht zal Ik de wacht houden tegen alle vijanden. Mijn toorn tegen Israël is verdwenen. Als Ik dorens en distels vind die haar lastig vallen, zal Ik ze verbranden, tenzij deze vijanden vrede met Mij sluiten en mijn bescherming zoeken. Er zal een tijd komen dat Israël wortelschiet, uitbot en bloeit en de hele wereld met haar vruchten vult!

7,8 Heeft God Israël net zo zwaar gestraft als Hij haar vijanden strafte? Nee, want Hij heeft haar vijanden vernietigd, terwijl Hij Israël slechts licht strafte door haar ver van het eigen land in ballingschap te sturen, als werd zij weggeblazen als kaf door een storm. En waarom deed God dat? Om haar zonden te verzoenen en haar te ontdoen van haar afgodenaltaren en afgoden. 10 De ommuurde steden zullen stil en verlaten zijn, de huizen verwaarloosd. Er zal gras in de straten groeien en koeien zullen in de stad grazen en de twijgen en takken afbreken.

11 Mijn volk is als de dode takken van een boom die worden afgebroken en onder etenspotten worden opgestookt. Deze mensen vormen een onverstandige natie, een dom volk, want zij keren zich van God af. Daarom zal Hij die hen maakte, geen medelijden hebben en hen niet genadig zijn.

12 Toch zal er een tijd komen dat de Here hen één voor één bij elkaar zoekt als met de hand uitgezocht koren. Hij zal hen overal vandaan opnemen van zijn grote dorsvloer die tussen de Eufraat en de Egyptische grens ligt. 13 Op die dag zal er op de grote trompet worden geblazen en zij die naar Assur of Egypte verbannen waren, zullen gered worden en naar Jeruzalem terugkeren om de Here op zijn heilige berg te aanbidden.

Deliverance of Israel

27 In that day,(A)

the Lord will punish with his sword(B)
    his fierce, great and powerful sword—
Leviathan(C) the gliding serpent,(D)
    Leviathan the coiling serpent;
he will slay the monster(E) of the sea.

In that day(F)

“Sing(G) about a fruitful vineyard:(H)
    I, the Lord, watch over it;
    I water(I) it continually.
I guard(J) it day and night
    so that no one may harm(K) it.
    I am not angry.
If only there were briers and thorns confronting me!
    I would march against them in battle;
    I would set them all on fire.(L)
Or else let them come to me for refuge;(M)
    let them make peace(N) with me,
    yes, let them make peace with me.”

In days to come Jacob will take root,(O)
    Israel will bud and blossom(P)
    and fill all the world with fruit.(Q)

Has the Lord struck her
    as he struck(R) down those who struck her?
Has she been killed
    as those were killed who killed her?
By warfare[a] and exile(S) you contend with her—
    with his fierce blast he drives her out,
    as on a day the east wind(T) blows.
By this, then, will Jacob’s guilt be atoned(U) for,
    and this will be the full fruit of the removal of his sin:(V)
When he makes all the altar stones(W)
    to be like limestone crushed to pieces,
no Asherah poles[b](X) or incense altars(Y)
    will be left standing.
10 The fortified city stands desolate,(Z)
    an abandoned settlement, forsaken(AA) like the wilderness;
there the calves graze,(AB)
    there they lie down;(AC)
    they strip its branches bare.
11 When its twigs are dry, they are broken off(AD)
    and women come and make fires(AE) with them.
For this is a people without understanding;(AF)
    so their Maker has no compassion on them,
    and their Creator(AG) shows them no favor.(AH)

12 In that day the Lord will thresh(AI) from the flowing Euphrates to the Wadi of Egypt,(AJ) and you, Israel, will be gathered(AK) up one by one. 13 And in that day(AL) a great trumpet(AM) will sound. Those who were perishing in Assyria and those who were exiled(AN) in Egypt(AO) will come and worship(AP) the Lord on the holy mountain(AQ) in Jerusalem.

Footnotes

  1. Isaiah 27:8 See Septuagint; the meaning of the Hebrew for this word is uncertain.
  2. Isaiah 27:9 That is, wooden symbols of the goddess Asherah