Add parallel Print Page Options

15 De hoge en doorluchtige, die de eeuwigheid bewoont, de Heilige, zegt: Ik leef in die hoge en heilige plaats, maar ook bij ieder die berouwvol en nederig is, Ik verfris de nederigen en geef nieuwe moed aan mensen met een berouwvol hart. 16 Want Ik zal niet altijd tegen u vechten, noch voor altijd mijn toorn op u loslaten. Als Ik dat deed, zou de hele mensheid verdwijnen, mensen die Ik Zelf gemaakt heb. 17 Ik was boos en sloeg deze begerige mensen neer. Maar zij gingen gewoon door met zondigen en deden alles wat hun zondige hart wilde. 18 Ik heb gezien wat zij doen, maar toch zal Ik hen genezen! Ik zal hen leiden en troosten, hen helpen met berouw hun zonden te belijden. 19 Vrede, vrede voor hen, dichtbij en veraf, want Ik zal hen allemaal genezen. 20 Maar zij die Mij blijven afwijzen, zijn als de rusteloze zee die nooit stilligt, maar altijd modder en vuil opwoelt. 21 Voor hen, zegt mijn God, is er geen vrede!

Godsdienst of dienst aan God

58 Roep met alle kracht, laat uw stem klinken als een bazuin, wijs mijn volk op zijn overtredingen, vertel de nakomelingen van Jakob hun zonden.

Wat zijn zij toch vroom! Zij komen elke dag naar mijn tempel en luisteren graag naar het voorlezen van mijn wetten—net alsof zij eraan gehoorzamen, alsof zij de geboden van hun God niet verachten! Wat doen zij hun best hun godsdienst correct te bedrijven, o wat houden zij van de tempeldiensten!

‘Wij hebben voor U gevast,’ zeggen zij. ‘Waarom bent U niet onder de indruk? Waarom ziet U onze offers niet? Waarom luistert U niet naar onze gebeden? Wij hebben onszelf goed onderzocht en ons vernederd, maar U ziet het helemaal niet!’ Ik zal u vertellen waarom! Omdat u zelfs onder het vasten nog bezig bent met verkeerde zaken en uw arbeiders opjaagt. Welk nut heeft vasten als u blijft ruziën en vechten? Dat soort vasten doet weinig goed in mijn ogen. Is dit wat Ik wil? Dit soort inkeer, dit buigen als riet in de wind, dragen van rouwkleding en het uzelf bedekken met as? Noemt u dat vasten, een dag waaraan Ik welgevallen heb?

Nee, het soort vasten dat Ik van u verlang, is dat u uw band met de zonde verbreekt. Dat u zich bevrijdt van het kwaad. Dat u ophoudt uw arbeiders uit te buiten, hen eerlijk behandelt en hun geeft waar zij recht op hebben. Ik wil dat u uw voedsel deelt met de hongerigen en dat u hulpelozen, armen en ontheemden in uw huizen ontvangt. Geef kleren aan wie het koud hebben en verberg u niet voor familieleden die uw hulp nodig hebben.

Dan zult u stralen als de morgenzon. U zult snel genezen, uw vroomheid zal u voorthelpen, goedheid zal als een schild voor u zijn en de glorie van de Here zal u van achteren beschermen. Dan zal de Here antwoorden als u roept. ‘Ja, hier ben Ik,’ zal Hij direct zeggen. Alles wat u moet doen, is de boosheid uit uw midden wegdoen, ophouden de zwakken te onderdrukken, ophouden valse beschuldigingen te uiten en niet langer slechte geruchten verspreiden! 10 Geef de hongerigen te eten! Help mensen die in moeilijkheden zitten! Dan zal uw licht vanuit de duisternis schijnen en de duisternis om u heen zal zo helder worden als het licht overdag. 11 En de Here zal u onophoudelijk leiden, in uw behoeften voorzien met goede dingen en u gezond houden, dan zult u lijken op een tuin met voldoende water, een altijd opborrelende bron. 12 Uw zonen zullen de lang geleden verlaten ruïnes van uw steden herbouwen en u zult bekend worden als ‘het volk dat zijn muren en steden herbouwt.’ 13 Als u de sabbat in ere houdt, u niet verdiept in uw eigen zaken en pleziertjes, maar van de sabbat geniet en hem met genoegen ‘de heilige dag van de Here’ noemt en als u de Here met uw doen en laten eert, niet uw eigen verlangens en pleziertjes volgt en niet ijdel praat, 14 dan zal de Here uw lust en uw leven zijn en Ik zal u verhogen. Ik zal uw leven op een hoger plan brengen, zodat u volop geniet van de zegeningen die Ik beloofde aan Jakob, uw vader. Ik, de Here, heb het beloofd.

Zonde als oorzaak

59 Luister! De Here is niet te zwak om u te redden. En Hij is ook niet plotseling doof geworden! Hij hoort u wel als u roept! Het probleem is echter dat uw zonden u gescheiden houden van God. Vanwege de zonde heeft Hij zijn gezicht van u afgekeerd en wil Hij niet meer luisteren. Want uw handen zijn moordenaarshanden en uw vingers zijn bevuild door de zonde, u liegt en bedriegt. Niemand wil eerlijk en oprecht zijn. De dingen die u voor de rechtbank beweert, berusten op leugens, u besteedt uw tijd aan het uitbroeden van slechte plannen en de uitvoering ervan. Uw boze plannen zijn als eieren van een adder. Als zij worden uitgebroed, komt er een giftige slang uit voort. Uw zonden zijn als spinnenwebben waarvan geen kleding kan worden gemaakt. Alles wat u doet, is doortrokken van zonde, geweld is uw belangrijkste kenmerk. Uw voeten snellen naar de zonde en er wordt gemakkelijk onschuldig bloed vergoten, uw gedachten zijn uitsluitend op zonden gericht. Waar u ook gaat, laat u een spoor van ellende en dood achter. U weet niet wat werkelijke vrede is, noch wat het betekent rechtvaardig en goed te zijn, u doet voortdurend kwaad en zij die u volgen, zullen geen vrede kennen, net zomin als u.

Daarom is het recht ver van ons, gerechtigheid wordt niet bij ons gevonden. Wij zien uit naar het licht, maar de duisternis houdt ons gevangen. Wij verwachten uitzicht, maar rondom ons is de nacht. 10 Als blinden tasten wij langs de wand. Wij zoeken houvast als mensen die geen ogen hebben. Midden op de dag struikelen wij alsof het donker is. Wij zwerven in de wildernis en lijken sprekend op doden. 11 Wij allen grommen als hongerige beren, wij maken geluiden als het gekir van duiven. Wij hopen dat ons recht zal worden gedaan, maar het gebeurt niet. Wij hopen op redding, maar ook die blijft uit. 12 Want onze zonden blijven zich opstapelen voor de rechtvaardige God en getuigen tegen ons. Ja, wij weten wat een zondaars wij zijn.

13 Wij kennen onze ongehoorzaamheid. Wij hebben de Here, onze God, verloochend. Wij weten hoe opstandig en oneerlijk wij zijn, want wij kiezen onze leugens met zorg. 14 Onze gerechtshoven doen de rechtvaardige onrecht, eerlijkheid is een onbekend verschijnsel voor ons. De waarheid valt dood neer in de straten en oprechtheid heeft geen enkele waarde. 15 Ja, de waarheid is verdwenen en iemand die het verkeerde nalaat, wordt al snel aangevallen.

De Here zag al de boosheid en het was verkeerd in zijn ogen, omdat niemand voor het recht opkwam. 16 Hij zag dat niemand u hielp en vroeg Zich af waarom niemand tussenbeide kwam. Daarom ondernam Hij Zelf stappen om u te redden door zijn machtige kracht en gerechtigheid. 17 Hij deed de gerechtigheid aan als pantser en zette de helm van het heil op zijn hoofd. Hij kleedde Zich met een mantel van vergelding en toorn. 18 Hij zal zijn vijanden hun slechte daden betaald zetten, toorn voor zijn tegenstanders in verre landen. 19 En uiteindelijk zullen zij de naam van God van oost tot west vrezen en verheerlijken. Want Hij zal komen als een vloedgolf, voortgedreven door de adem van de Here. 20 Hij komt als bevrijder naar Sion, naar alle nakomelingen van Jakob die zich van de zonde hebben afgekeerd. 21 ‘Dit verbond sluit Ik met hen,’ zegt de Here, ‘mijn Geest, die op u rust, zal u niet verlaten, ook de woorden die u namens Mij spreekt, zullen steeds bij u zijn. Ook bij uw kinderen en kleinkinderen, voor altijd en eeuwig.’

15 For this is what the high and exalted(A) One says—
    he who lives forever,(B) whose name is holy:
“I live in a high(C) and holy place,
    but also with the one who is contrite(D) and lowly in spirit,(E)
to revive the spirit of the lowly
    and to revive the heart of the contrite.(F)
16 I will not accuse(G) them forever,
    nor will I always be angry,(H)
for then they would faint away because of me—
    the very people(I) I have created.
17 I was enraged by their sinful greed;(J)
    I punished them, and hid(K) my face in anger,
    yet they kept on in their willful ways.(L)
18 I have seen their ways, but I will heal(M) them;
    I will guide(N) them and restore comfort(O) to Israel’s mourners,
19     creating praise on their lips.(P)
Peace, peace,(Q) to those far and near,”(R)
    says the Lord. “And I will heal them.”
20 But the wicked(S) are like the tossing sea,(T)
    which cannot rest,
    whose waves cast up mire(U) and mud.
21 “There is no peace,”(V) says my God, “for the wicked.”(W)

True Fasting

58 “Shout it aloud,(X) do not hold back.
    Raise your voice like a trumpet.(Y)
Declare to my people their rebellion(Z)
    and to the descendants of Jacob their sins.(AA)
For day after day they seek(AB) me out;
    they seem eager to know my ways,
as if they were a nation that does what is right
    and has not forsaken(AC) the commands of its God.
They ask me for just decisions
    and seem eager for God to come near(AD) them.
‘Why have we fasted,’(AE) they say,
    ‘and you have not seen it?
Why have we humbled(AF) ourselves,
    and you have not noticed?’(AG)

“Yet on the day of your fasting, you do as you please(AH)
    and exploit all your workers.
Your fasting ends in quarreling and strife,(AI)
    and in striking each other with wicked fists.
You cannot fast as you do today
    and expect your voice to be heard(AJ) on high.
Is this the kind of fast(AK) I have chosen,
    only a day for people to humble(AL) themselves?
Is it only for bowing one’s head like a reed(AM)
    and for lying in sackcloth and ashes?(AN)
Is that what you call a fast,
    a day acceptable to the Lord?

“Is not this the kind of fasting(AO) I have chosen:
to loose the chains of injustice(AP)
    and untie the cords of the yoke,
to set the oppressed(AQ) free
    and break every yoke?(AR)
Is it not to share your food with the hungry(AS)
    and to provide the poor wanderer with shelter(AT)
when you see the naked, to clothe(AU) them,
    and not to turn away from your own flesh and blood?(AV)
Then your light will break forth like the dawn,(AW)
    and your healing(AX) will quickly appear;
then your righteousness[a](AY) will go before you,
    and the glory of the Lord will be your rear guard.(AZ)
Then you will call,(BA) and the Lord will answer;(BB)
    you will cry for help, and he will say: Here am I.

“If you do away with the yoke of oppression,
    with the pointing finger(BC) and malicious talk,(BD)
10 and if you spend yourselves in behalf of the hungry
    and satisfy the needs of the oppressed,(BE)
then your light(BF) will rise in the darkness,
    and your night will become like the noonday.(BG)
11 The Lord will guide(BH) you always;
    he will satisfy your needs(BI) in a sun-scorched land(BJ)
    and will strengthen(BK) your frame.
You will be like a well-watered garden,(BL)
    like a spring(BM) whose waters never fail.
12 Your people will rebuild the ancient ruins(BN)
    and will raise up the age-old foundations;(BO)
you will be called Repairer of Broken Walls,(BP)
    Restorer of Streets with Dwellings.

13 “If you keep your feet from breaking the Sabbath(BQ)
    and from doing as you please on my holy day,
if you call the Sabbath a delight(BR)
    and the Lord’s holy day honorable,
and if you honor it by not going your own way
    and not doing as you please or speaking idle words,(BS)
14 then you will find your joy(BT) in the Lord,
    and I will cause you to ride in triumph on the heights(BU) of the land
    and to feast on the inheritance(BV) of your father Jacob.”
For the mouth of the Lord has spoken.(BW)

Sin, Confession and Redemption

59 Surely the arm(BX) of the Lord is not too short(BY) to save,
    nor his ear too dull to hear.(BZ)
But your iniquities have separated(CA)
    you from your God;
your sins have hidden his face from you,
    so that he will not hear.(CB)
For your hands are stained with blood,(CC)
    your fingers with guilt.(CD)
Your lips have spoken falsely,(CE)
    and your tongue mutters wicked things.
No one calls for justice;(CF)
    no one pleads a case with integrity.
They rely(CG) on empty arguments, they utter lies;(CH)
    they conceive trouble and give birth to evil.(CI)
They hatch the eggs of vipers(CJ)
    and spin a spider’s web.(CK)
Whoever eats their eggs will die,
    and when one is broken, an adder is hatched.
Their cobwebs are useless for clothing;
    they cannot cover themselves with what they make.(CL)
Their deeds are evil deeds,
    and acts of violence(CM) are in their hands.
Their feet rush into sin;
    they are swift to shed innocent blood.(CN)
They pursue evil schemes;(CO)
    acts of violence mark their ways.(CP)
The way of peace they do not know;(CQ)
    there is no justice in their paths.
They have turned them into crooked roads;(CR)
    no one who walks along them will know peace.(CS)

So justice is far from us,
    and righteousness does not reach us.
We look for light, but all is darkness;(CT)
    for brightness, but we walk in deep shadows.
10 Like the blind(CU) we grope along the wall,
    feeling our way like people without eyes.
At midday we stumble(CV) as if it were twilight;
    among the strong, we are like the dead.(CW)
11 We all growl like bears;
    we moan mournfully like doves.(CX)
We look for justice, but find none;
    for deliverance, but it is far away.

12 For our offenses(CY) are many in your sight,
    and our sins testify(CZ) against us.
Our offenses are ever with us,
    and we acknowledge our iniquities:(DA)
13 rebellion(DB) and treachery against the Lord,
    turning our backs(DC) on our God,
inciting revolt and oppression,(DD)
    uttering lies(DE) our hearts have conceived.
14 So justice(DF) is driven back,
    and righteousness(DG) stands at a distance;
truth(DH) has stumbled in the streets,
    honesty cannot enter.
15 Truth(DI) is nowhere to be found,
    and whoever shuns evil becomes a prey.

The Lord looked and was displeased
    that there was no justice.(DJ)
16 He saw that there was no one,(DK)
    he was appalled that there was no one to intervene;(DL)
so his own arm achieved salvation(DM) for him,
    and his own righteousness(DN) sustained him.
17 He put on righteousness as his breastplate,(DO)
    and the helmet(DP) of salvation on his head;
he put on the garments(DQ) of vengeance(DR)
    and wrapped himself in zeal(DS) as in a cloak.
18 According to what they have done,
    so will he repay(DT)
wrath to his enemies
    and retribution to his foes;
    he will repay the islands(DU) their due.
19 From the west,(DV) people will fear the name of the Lord,
    and from the rising of the sun,(DW) they will revere his glory.(DX)
For he will come like a pent-up flood
    that the breath(DY) of the Lord drives along.[b]

20 “The Redeemer(DZ) will come to Zion,(EA)
    to those in Jacob who repent of their sins,”(EB)
declares the Lord.

21 “As for me, this is my covenant(EC) with them,” says the Lord. “My Spirit,(ED) who is on you, will not depart from you,(EE) and my words that I have put in your mouth(EF) will always be on your lips, on the lips of your children and on the lips of their descendants—from this time on and forever,” says the Lord.

Footnotes

  1. Isaiah 58:8 Or your righteous One
  2. Isaiah 59:19 Or When enemies come in like a flood, / the Spirit of the Lord will put them to flight

Jezus Christus wordt gepredikt

Van: Paulus en Timotheüs, dienaren van Christus Jezus. Aan: alle gelovigen in de stad Filippi en hun leiders en diakenen. Wij wensen u de genade en vrede toe van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.

Telkens als ik aan u denk, dank ik God. Als ik voor u bid, is mijn hart vol vreugde over de geweldige medewerking die u hebt gegeven aan het bekendmaken van het goede nieuws, vanaf de dag dat u het voor het eerst hoorde tot nu toe. Ik ben er zeker van dat God op de grote dag van Christus Jezus het goede werk dat Hij onder u begonnen is, zal voltooien. Het spreekt eigenlijk vanzelf dat ik zo over u denk, want u hebt een bijzondere plaats in mijn hart. Immers, of ik nu gevangen zit of in vrijheid het geloof in Jezus Christus verdedig en verkondig, u deelt mee in de genade die God mij bewijst. God weet hoe ik naar u verlang met de liefde van Christus Jezus.

Ik bid dat u meer en meer van liefde zult overvloeien, zodat u een diep geloof en inzicht in de dingen van God zult krijgen. 10 Ik wil dat u scherp kunt onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult u op de dag van Christus zuiver zijn, zonder dat er iets op u aan te merken is, 11 en zal uit heel uw doen en laten blijken dat u, dankzij Jezus Christus, Gods wil doet. Daarvoor moet God geëerd en geprezen worden.

12 Het volgende wil ik u graag laten weten, beste vrienden: alles wat mij hier is overkomen, heeft ertoe bijgedragen dat het goede nieuws over Jezus Christus beter bekend werd. 13 Allen hier, ook de soldaten, weten dat ik vanwege mijn geloof in Christus gevangen zit. 14 En door mijn gevangenschap lijken vele christenen hier hun vrees voor de boeien te hebben overwonnen. Op de een of andere manier heeft mijn geduld hen bemoedigd, met als gevolg dat zij steeds vrijmoediger spreken over Jezus Christus. 15 Sommigen hier maken het goede nieuws over Jezus Christus bekend omdat zij jaloers zijn op de manier waarop God mij hier heeft gebruikt. Gelukkig zijn er ook anderen die het met de juiste motieven doen. 16 Die doen het uit liefde. Zij weten dat ik door God geroepen ben om hier het geloof in Jezus Christus te verdedigen. 17 Maar de eersten die ik noemde, spreken over Hem in de hoop mij jaloers te maken. Zij hopen dat hun succes mijn gevangenschap zwaarder zal maken.

18 Maar wat dan nog? Jezus Christus wordt hoe dan ook gepredikt, hetzij vanuit een onoprechte, hetzij vanuit een oprechte houding, en daar ben ik op zichzelf heel blij mee. En mijn blijdschap zal niet minder worden, 19 want ik weet dat, als u voor mij bidt en de Geest van Jezus Christus mij helpt, dit alles mijn redding alleen maar ten goede zal komen. 20 Ik heb de vurige verwachting en vaste hoop dat ik niets zal doen waarvoor ik mij zal moeten schamen, maar dat ik net als altijd openlijk voor Christus zal uitkomen. Zijn grootheid zal ook in mij zichtbaar worden, of ik nu in leven blijf of sterf. 21 Voor mij is het leven Christus Zelf en het sterven pure winst.

22 Toch weet ik niet wat ik kiezen moet. Aan de ene kant wil ik graag in dit lichaam blijven en hier nog veel goeds kunnen doen. 23 Maar aan de andere kant zou ik graag deze wereld verlaten om bij Christus te zijn, want dat is toch verreweg het beste. Het is duidelijk dat er van twee kanten aan mij getrokken wordt. 24 Maar omdat u eigenlijk niet zonder mij kunt, reken ik erop dat ik nog wel enige tijd in deze wereld zal blijven. 25 Daarom zal ik mijn werk onder u voortzetten en u helpen te groeien in uw geloof en blijdschap. 26 Dan zult u als ik eenmaal weer bij u ben, uitbundig Christus Jezus kunnen prijzen voor wat Hij door mij voor u heeft gedaan.

Read full chapter

Paul and Timothy,(A) servants of Christ Jesus,

To all God’s holy people(B) in Christ Jesus at Philippi,(C) together with the overseers(D) and deacons[a]:(E)

Grace and peace to you from God our Father and the Lord Jesus Christ.(F)

Thanksgiving and Prayer

I thank my God every time I remember you.(G) In all my prayers for all of you, I always pray(H) with joy because of your partnership(I) in the gospel from the first day(J) until now, being confident of this, that he who began a good work in you will carry it on to completion(K) until the day of Christ Jesus.(L)

It is right(M) for me to feel this way about all of you, since I have you in my heart(N) and, whether I am in chains(O) or defending(P) and confirming the gospel, all of you share in God’s grace with me. God can testify(Q) how I long for all of you with the affection of Christ Jesus.

And this is my prayer: that your love(R) may abound more and more in knowledge and depth of insight,(S) 10 so that you may be able to discern what is best and may be pure and blameless for the day of Christ,(T) 11 filled with the fruit of righteousness(U) that comes through Jesus Christ—to the glory and praise of God.

Paul’s Chains Advance the Gospel

12 Now I want you to know, brothers and sisters,[b] that what has happened to me has actually served to advance the gospel. 13 As a result, it has become clear throughout the whole palace guard[c] and to everyone else that I am in chains(V) for Christ. 14 And because of my chains,(W) most of the brothers and sisters have become confident in the Lord and dare all the more to proclaim the gospel without fear.(X)

15 It is true that some preach Christ out of envy and rivalry, but others out of goodwill. 16 The latter do so out of love, knowing that I am put here for the defense of the gospel.(Y) 17 The former preach Christ out of selfish ambition,(Z) not sincerely, supposing that they can stir up trouble for me while I am in chains.(AA) 18 But what does it matter? The important thing is that in every way, whether from false motives or true, Christ is preached. And because of this I rejoice.

Yes, and I will continue to rejoice, 19 for I know that through your prayers(AB) and God’s provision of the Spirit of Jesus Christ(AC) what has happened to me will turn out for my deliverance.[d](AD) 20 I eagerly expect(AE) and hope that I will in no way be ashamed, but will have sufficient courage(AF) so that now as always Christ will be exalted in my body,(AG) whether by life or by death.(AH) 21 For to me, to live is Christ(AI) and to die is gain. 22 If I am to go on living in the body, this will mean fruitful labor for me. Yet what shall I choose? I do not know! 23 I am torn between the two: I desire to depart(AJ) and be with Christ,(AK) which is better by far; 24 but it is more necessary for you that I remain in the body. 25 Convinced of this, I know that I will remain, and I will continue with all of you for your progress and joy in the faith, 26 so that through my being with you again your boasting in Christ Jesus will abound on account of me.

Read full chapter

Footnotes

  1. Philippians 1:1 The word deacons refers here to Christians designated to serve with the overseers/elders of the church in a variety of ways; similarly in Romans 16:1 and 1 Tim. 3:8,12.
  2. Philippians 1:12 The Greek word for brothers and sisters (adelphoi) refers here to believers, both men and women, as part of God’s family; also in verse 14; and in 3:1, 13, 17; 4:1, 8, 21.
  3. Philippians 1:13 Or whole palace
  4. Philippians 1:19 Or vindication; or salvation

71 Bij U kan ik wegschuilen, Here.
Stel mij nooit teleur.
Verlos mij door uw rechtvaardigheid.
Luister naar mij en bevrijd mij.
U bent voor mij als een rots, waarin ik wonen kan,
als een huis waar ik met vertrouwen naar toe ga.
U stelt mij dat huis ter beschikking,
zodat ik veilig kan wonen.
Want U bent mijn bevrijder en mijn rots.
O God, verlos mij
uit de handen van de ongelovigen,
uit de beklemmende greep van de gewelddadige misdadigers.
Ik verwacht alles van U.
Almachtige Here, van kindsbeen af
heb ik alleen op U vertrouwd.
Toen mijn moeder mij nog verwachtte,
steunde ik al op U.
Vanaf die tijd hebt U mij al geholpen.
Al mijn lofliederen zijn alleen voor U.
Velen dachten dat ik die wonderen zelf deed,
maar U was degene tot wie ik altijd vluchtte.
Ik kan alleen maar liederen tot uw eer zingen,
de hele dag spreek ik over uw grootheid.
Stuur mij niet weg
nu ik ouder ben geworden.
Zult U mij niet verlaten
nu ik minder kracht over heb?
10 Ik heb U nodig,
want mijn tegenstanders hebben het over mij,
zij die mij willen doden, overleggen met elkaar.
11 Zij zeggen: ‘God heeft hem in de steek gelaten.
Laten we hem opjagen en grijpen,
er is toch niemand die hem te hulp komt.’
12 Och, mijn God, blijf niet zo ver van mij af staan,
haast U toch mij te helpen.
13 Laat hen die mij naar het leven staan,
voor schut staan en worden vernietigd.
Laat hen die mijn ondergang voor ogen hebben,
zelf te schande gemaakt en bespot worden.
14 Ik blijf U verwachten,
ik zal alleen maar meer en meer U de eer geven.
15 Ik zal spreken over uw rechtvaardigheid en recht,
dag in, dag uit vertellen hoe U bevrijdt.
Ik kan er niet over ophouden.
16 Overal waar ik kom, zal ik spreken
over de macht en majesteit van de Almachtige Here.
Alleen over uw rechtvaardigheid zal ik vertellen.
17 O God, sinds ik een kind was,
hebt U mij alles geleerd,
tot op de dag van vandaag
vertel ik anderen over uw wonderen.
18 Nu ben ik oud en grijs,
mijn God, laat mij nu niet in de steek!
Ik zal deze nieuwe generatie
vertellen over uw macht.
Wie het maar horen wil,
vertel ik over uw kracht.
19 Uw rechtvaardigheid en recht
zijn oneindig, o God.
U hebt grote dingen tot stand gebracht.
Wie kan zich met U meten, o God?
20 U hebt mij door heel veel moeilijke omstandigheden
en problemen laten gaan,
maar ik weet dat U mij uit al die situaties zult bevrijden.
U zult mij weer helemaal in ere herstellen.
21 Wilt U komen en mij troosten?
Wilt U mij weer aanzien geven?
22 Dan zal ik met de harp lofliederen voor U zingen,
want U bent trouw, mijn God.
Ik zal psalmen voor U zingen bij de citer,
voor U, die de Heilige van Israël bent.
23 Ik zal jubelen en psalmen voor U zingen.
U hebt mij innerlijk bevrijd.
24 De hele dag door zal ik spreken
over uw rechtvaardigheid.
En de mensen die uit waren op mijn ondergang,
zullen zich diep schamen en afdruipen.

Read full chapter

Psalm 71(A)

In you, Lord, I have taken refuge;(B)
    let me never be put to shame.(C)
In your righteousness, rescue me and deliver me;
    turn your ear(D) to me and save me.
Be my rock of refuge,
    to which I can always go;
give the command to save me,
    for you are my rock and my fortress.(E)
Deliver(F) me, my God, from the hand of the wicked,(G)
    from the grasp of those who are evil and cruel.(H)

For you have been my hope,(I) Sovereign Lord,
    my confidence(J) since my youth.
From birth(K) I have relied on you;
    you brought me forth from my mother’s womb.(L)
    I will ever praise(M) you.
I have become a sign(N) to many;
    you are my strong refuge.(O)
My mouth(P) is filled with your praise,
    declaring your splendor(Q) all day long.

Do not cast(R) me away when I am old;(S)
    do not forsake(T) me when my strength is gone.
10 For my enemies(U) speak against me;
    those who wait to kill(V) me conspire(W) together.
11 They say, “God has forsaken(X) him;
    pursue him and seize him,
    for no one will rescue(Y) him.”
12 Do not be far(Z) from me, my God;
    come quickly, God, to help(AA) me.
13 May my accusers(AB) perish in shame;(AC)
    may those who want to harm me
    be covered with scorn and disgrace.(AD)

14 As for me, I will always have hope;(AE)
    I will praise you more and more.

15 My mouth will tell(AF) of your righteous deeds,(AG)
    of your saving acts all day long—
    though I know not how to relate them all.
16 I will come and proclaim your mighty acts,(AH) Sovereign Lord;
    I will proclaim your righteous deeds, yours alone.
17 Since my youth, God, you have taught(AI) me,
    and to this day I declare your marvelous deeds.(AJ)
18 Even when I am old and gray,(AK)
    do not forsake me, my God,
till I declare your power(AL) to the next generation,
    your mighty acts to all who are to come.(AM)

19 Your righteousness, God, reaches to the heavens,(AN)
    you who have done great things.(AO)
    Who is like you, God?(AP)
20 Though you have made me see troubles,(AQ)
    many and bitter,
    you will restore(AR) my life again;
from the depths of the earth(AS)
    you will again bring me up.
21 You will increase my honor(AT)
    and comfort(AU) me once more.

22 I will praise you with the harp(AV)
    for your faithfulness, my God;
I will sing praise to you with the lyre,(AW)
    Holy One of Israel.(AX)
23 My lips will shout for joy(AY)
    when I sing praise to you—
    I whom you have delivered.(AZ)
24 My tongue will tell of your righteous acts
    all day long,(BA)
for those who wanted to harm me(BB)
    have been put to shame and confusion.(BC)

Read full chapter

De gedachten van een dwaas zijn zonde, de mens verafschuwt een spotter.
10 Ga je door de knieën wanneer het erop aan komt, dan blijkt je kracht tekort te schieten.

Read full chapter

The schemes of folly are sin,
    and people detest a mocker.

Saying 25

10 If you falter in a time of trouble,
    how small is your strength!(A)

Read full chapter