Add parallel Print Page Options

David eet van het heilige brood

21 Zo kwam David in de stad Nob terecht, waar hij de priester Achimélech opzocht. Toen de priester David tegemoet liep, begon hij te beven. ‘Waarom bent u alleen?’ vroeg hij, ‘waarom is er niemand bij u?’ ‘De koning heeft mij op een geheime missie gestuurd,’ loog David. ‘Hij verbood mij ook maar iemand te zeggen waarvoor ik hier ben. Ik heb mijn mannen opgedragen zich later op een afgesproken plaats bij mij te voegen. Hebt u trouwens nog iets te eten? Geef mij maar vijf broden of iets anders wat u kunt missen.’ ‘We hebben geen gewoon brood meer,’ antwoordde de priester, ‘maar er is nog wel heilig brood. Dat kunt u wel krijgen, mits uw mannen niet kortgeleden met een vrouw hebben geslapen!’ ‘Wees maar gerust,’ zei David, ‘sinds drie dagen is geen vrouw in onze nabijheid geweest. En omdat zij al rein blijven tijdens gewone opdrachten, zijn zij het nu helemaal!’

Omdat geen ander voedsel voorhanden was, gaf de priester hem het heilige brood, de toonbroden die voor de ogen van de Here in de tabernakel waren geplaatst. Het was die dag net vervangen door vers brood.

Nu was juist die dag de Edomiet Doëg, de voorman van Sauls herders, daar in de tabernakel om zich voor de Here af te zonderen. David vroeg Achimélech of hij een speer of een zwaard had dat hij mocht gebruiken. ‘De opdracht van de koning vereiste zoʼn haast en ik ben er zo snel vandoor gegaan, dat ik geen wapen kon meenemen,’ legde David hem uit. ‘Dat komt goed uit,’ meende de priester, ‘want ik heb hier het zwaard van de Filistijn Goliath die u zelf in het Terebintendal hebt gedood. Het ligt in een mantel gewikkeld in de kleedkamer. Als u wilt, kunt u dat nemen, want iets anders hebben wij hier niet.’ ‘Wat wil ik nog meer,’ zei David, ‘geef me dat zwaard maar!’

10 David vervolgde haastig zijn weg en vluchtte verder weg voor Saul. Zo kwam hij bij koning Achis van Gath. 11 Maar Achisʼ officieren waren niet zo blij met zijn aanwezigheid. ‘Is dit niet David, de koning van Israël?’ vroegen zij. ‘Hij is toch degene voor wie het volk toentertijd danste en over wie het zong: “Saul heeft duizenden verslagen en David tienduizenden?” ’ 12 David hoorde deze opmerkingen en was bang voor wat koning Achis hem zou doen. 13 Daarom trok hij een idioot gezicht en deed alsof hij gek was! Hij krabde aan de deuren en liet zijn speeksel langs zijn baard lopen, 14,15 zodat koning Achis tegen zijn mannen zei: ‘Waarom brengen jullie mij een waanzinnige? Die hebben we zelf al genoeg! Wat moet ik met zoʼn kerel in mijn huis?’

David vlucht naar de priester in Nob

21 David ging naar de priester Achimelech in Nob. Achimelech kwam David geschrokken tegemoet en vroeg hem: "Waarom ben je alleen en is er niemand bij je?" David antwoordde: "De koning heeft mij een geheime opdracht gegeven. Niemand mag er iets van weten. De soldaten heb ik ergens anders heen gestuurd. Heb je iets te eten voor me? Ik wil graag vijf broden, of iets anders als je geen brood hebt." De priester zei tegen David: "Ik heb geen gewone broden op dit moment. Ik heb alleen de heilige broden.[a] De soldaten mogen die alleen eten als ze niet met vrouwen naar bed zijn geweest." David antwoordde de priester: "Sinds we vertrokken zijn eergisteren, zijn de mannen niet met vrouwen naar bed geweest. En de tassen van de mannen zijn schoon. Het heilige brood wordt wel als gewoon brood gegeten, maar we zullen het apart houden in de schone tassen."[b] Toen gaf de priester hem de heilige broden, omdat dat het enige brood was dat hij had. Ze waren net weggehaald van de tafel bij de Heer, omdat ze vervangen waren door verse broden.

Op dat moment was daar een dienaar van Saul bij de Heer in het heiligdom. Hij heette Doëg. Hij kwam uit Edom en was de opzichter over Sauls herders.

David vroeg Achimelech: "Heb je hier een zwaard of speer voor me? Want ik heb mijn zwaard en mijn andere wapens niet kunnen meenemen, omdat de opdracht van de koning dringend was." Toen zei de priester: "Het zwaard van de Filistijn Goliat, die jij verslagen hebt in het Eikendal, ligt hier. Het ligt achter de borsttas van de priester, in een doek gewikkeld. Neem dat maar mee als je dat wil. Een ander zwaard is er niet. Alleen dit." David zei: "Er is geen beter zwaard dan het zwaard van Goliat! Geef het me."

David vlucht naar koning Achis

10 David vertrok onmiddellijk weer en vluchtte diezelfde dag voor Saul. Hij ging naar koning Achis van Gat. 11 De dienaren van Achis zeiden tegen Achis: "Dat is toch koning David? Over hem hebben de dansende vrouwen toch gezongen: 'Saul heeft duizenden verslagen, maar David tienduizenden?' " 12 David hoorde dat en werd bang voor Achis. 13 Daarom deed hij alsof hij gek was. Hij vertrok zijn gezicht, krabde aan de poortdeuren en kwijlde in zijn baard. 14 Toen zei Achis tegen zijn dienaren: "Zien jullie dan niet dat die kerel gek is? 15 Waarom brengen jullie hem bij mij? Zijn er hier soms geen gekken genoeg, dat jullie deze gek bij me brengen om bij mij uit te razen? Moet zo iemand in mijn huis komen?"

Footnotes

  1. 1 Samuël 21:4 Deze broden lagen op de tafel in de tent van ontmoeting en waren heel erg heilig. Alleen de priesters mochten ervan eten. Lees Leviticus 24:5-9.
  2. 1 Samuël 21:5 De vertaling van het vers is niet zeker. De Statenvertaling heeft hier: 'Net zoals altijd mogen de mannen niet met vrouwen naar bed als ze met mij mee zijn. Dat hebben ze dan ook niet gedaan, dus ze zijn rein. Zelfs als het gewoon brood was, dan zou het heilig worden doordat deze mannen ervan eten.'