Add parallel Print Page Options

Elisa in Damaskus

Elisa ging naar Damaskus. Op dat moment lag koning Benhadad van Aram daar ziek in bed. Hij hoorde dat de profeet in de stad was. Hij zei tegen Hazaël: "Ga met een geschenk naar de profeet. Zeg hem dat hij aan de Heer moet vragen of ik zal genezen of niet." Hazaël ging hem tegemoet. Hij nam een geschenk mee van allerlei kostbaarheden uit Damaskus. Er waren 40 kamelen nodig om alles te dragen. Hij ging naar Elisa en zei: "Ik ben gestuurd door Koning Benhadad van Aram. Hij vraagt u of hij zal genezen of niet." 10 Elisa zei: "Zeg hem dat hij niet zal genezen. De Heer heeft mij laten zien dat hij zal sterven." 11 Toen verstrakte hij. Hij bleef Hazaël zó strak aanstaren, dat Hazaël zich ongemakkelijk begon te voelen. Toen barstte de profeet in tranen uit.

12 Hazaël vroeg hem: "Heer, waarom huilt u?" Hij antwoordde: "Omdat ik zie wat jij de Israëlieten zal aandoen. Je zal hun steden in brand steken en hun jonge mannen doden. Zelfs zwangere vrouwen en baby's zul je doden!" 13 Hazaël zei: "Hoe zou ik zulke grote dingen kunnen doen? Ik ben helemaal niemand!" Elisa zei: "De Heer heeft me laten zien dat jij koning van Aram zal worden."[a] 14 Toen ging Hazaël terug naar zijn heer. Koning Benhadad vroeg hem: "Wat heeft Elisa tegen je gezegd?" Hij antwoordde: "Hij heeft tegen me gezegd dat u beter zal worden." 15 Maar de volgende dag nam hij een deken, doopte die in water en legde de natte deken over het gezicht van de koning, zodat hij stikte. Daarna werd Hazaël koning van Aram.

Read full chapter

Footnotes

  1. 2 Koningen 8:13 Lees 1 Koningen 19:15. Maar Hazaël wachtte niet op Gods tijd. Hij pleegde een moord om er zelf voor te zorgen dat deze woorden werkelijkheid werden.

Korte tijd later ging Elisa naar Damascus, de hoofdstad van Syrië, waar koning Benhadad ziek lag. Iemand vertelde de koning dat de profeet was aangekomen. Bij het horen van dat nieuws zei de koning tegen Hazaël: ‘Breng een geschenk naar de man van God en verzoek hem de Here te vragen of ik weer beter zal worden.’

Hazaël ging met veertig kameelladingen van de beste producten uit Damascus als geschenk naar Elisa en zei tegen hem: ‘Koning Benhadad van Syrië heeft mij gestuurd om u te vragen of hij van deze ziekte zal genezen.’ 10 Elisa antwoordde: ‘Ga terug en zeg tegen hem: u zult niet van deze ziekte genezen, want de Here heeft mij laten zien dat u spoedig zult sterven.’ 11 Elisa staarde Hazaël net zolang aan tot hij verlegen werd en barstte toen in tranen uit. 12 ‘Wat is er aan de hand, heer?’ vroeg Hazaël hem. Elisa antwoordde: ‘Ik weet welke vreselijke dingen u zult gaan doen met het volk van Israël, u zult hun forten verbranden, de jonge mannen doden, hun kinderen tegen de rotsen doodslaan en de buiken van zwangere vrouwen opensnijden.’ 13 ‘Maar ik ben toch een onbelangrijk man!’ zei Hazaël. ‘Zoiets zou ik nooit kunnen doen!’ Maar Elisa zei: ‘De Here heeft mij laten zien dat u koning van Syrië zult worden.’ 14 Toen Hazaël terugkwam, vroeg de koning hem: ‘En, wat heeft hij u verteld?’ Hazaël antwoordde: ‘Hij zei dat u weer beter zult worden.’ 15 Maar de volgende dag doopte Hazaël een deken in water en drukte die op het gezicht van de koning, net zolang tot hij stikte. Zo werd Hazaël koning van Syrië.

Read full chapter