Add parallel Print Page Options

27 In Mahanaïm kwamen Sobi de zoon van Nahas (uit Rabba van de Ammonieten), Machir de zoon van Ammiël (uit Lodebar) en Barzillai (uit Rogelim in Gilead) naar David toe. 28 Ze brachten van alles voor hem en zijn mannen mee: dekens, schalen, potten en pannen, graan, meel, geroosterd graan, bonen, geroosterde linzen, honing, boter, 29 schapen, geiten en kaas. "Want," zeiden ze, "de mannen zullen wel hongerig, dorstig en moe zijn geworden in de woestijn." (lees verder)

Read full chapter

27 Toen David in Machanaïm aankwam, werd hij gastvrij ontvangen door Sobi, de zoon van Nachas uit Rabba, een Ammoniet, en door Machir, de zoon van Ammiël uit Lodebar, en door Barzillai, een Gileadiet uit Rogelim. 28 Zij brachten hem en zijn mannen slaapmatten, schalen, potten en pannen, tarwe, gerst, meel, geroosterd koren, bonen, linzen, 29 honing, boter, schapen en kaas. Want zij zeiden: ‘Na zoʼn lange mars door de woestijn zult u wel moe zijn en honger en dorst hebben.’

Read full chapter

27 When David came to Mahanaim, Shobi son of Nahash(A) from Rabbah(B) of the Ammonites, and Makir(C) son of Ammiel from Lo Debar, and Barzillai(D) the Gileadite(E) from Rogelim 28 brought bedding and bowls and articles of pottery. They also brought wheat and barley, flour and roasted grain, beans and lentils,[a] 29 honey and curds, sheep, and cheese from cows’ milk for David and his people to eat.(F) For they said, “The people have become exhausted and hungry and thirsty in the wilderness.(G)

Read full chapter

Footnotes

  1. 2 Samuel 17:28 Most Septuagint manuscripts and Syriac; Hebrew lentils, and roasted grain