Add parallel Print Page Options

Voorschriften in het beloofde land

12 ‘Dit zijn de geboden en voorschriften die u moet naleven als u aankomt in het land dat de Here, de God van uw vaders, u voor altijd heeft gegeven: u moet alle heiligdommen van andere volken vernietigen, waar u ze ook maar vindt: hoog in de bergen, op de heuvels of onder bladerrijke bomen. Breek de altaren af, sla de gewijde stenen kapot, verbrand de gewijde palen, hak de afgodsbeelden om en laat niets staan dat aan hun bestaan herinnert!

4,5 U mag uw God niet zomaar ergens offers brengen. Nee, u moet naar zijn huis komen dat Hij voor Zichzelf zal bouwen op een plaats die Hij Zelf kiest. Daar zult u de Here uw brandoffers en andere offers brengen, uw tienden, de extra bijdragen, de offers waarmee u een belofte inlost, uw vrijwillige offers en uw offers van het eerstgeborene van uw runderen en schapen. Daar moeten u en uw gezinnen de feesten voor de Here, uw God, vieren en uw blijdschap uiten over alles wat Hij voor u heeft gedaan. U zult niet langer uw eigen zin doen, zoals tot nu toe; iedereen doet nu wat hij denkt dat goed is. Want deze wetten gaan pas in als u bent aangekomen op de plaats van rust die de Here u zal geven. 10 Maar wanneer u de Jordaan oversteekt en in het beloofde land woont, zal de Here u rust geven en u beschermen tegen uw vijanden. 11 Dan moet u al uw brandoffers en andere offers naar zijn heiligdom brengen. De plaats, die Hij zal kiezen als zijn huis. 12 U zult daar voor de ogen van de Here blij zijn, samen met uw zonen, dochters en dienaren. En vergeet niet de Levieten voor dat feest uit te nodigen, want zij hebben geen eigen grondgebied.

13 Let erop dat u uw brandoffers niet zomaar ergens offert, 14 u mag dat alleen doen op de plaats die de Here zal kiezen. Hij zal een plaats uitkiezen in een gebied dat aan een van de stammen is toegewezen. Alleen dáár mag u offeren en alles doen wat ik u opdraag. 15 Het vlees dat u eet, mag wel overal worden geslacht, net zoals u nu doet met de gazellen en herten. Eet zoveel van dit vlees als u lust, want de Here heeft u zijn zegen gegeven. Ook zij die onrein zijn, mogen hiervan eten. 16 Alleen het bloed van het vlees mag u niet eten, giet het als water uit op de grond. 17 Geen enkel offer mag thuis worden gegeten. Noch de tienden van uw koren, jonge wijn en olijfolie, noch het eerstgeborene van uw kudden, noch uw vrijwillige offers, noch iets waarvan u hebt gezworen dat u het aan de Here wilde geven, noch de vrijwillige en extra gaven. 18 Al deze offers moeten naar de door de Here uitgekozen plaats worden gebracht, waar u, uw kinderen en de Levieten ze onder de ogen van de Here, uw God, zullen eten. Wees dan blij voor de Here, uw God, voor alles wat uw werk heeft opgeleverd. 19 En zorg ervoor dat u de Levieten nooit vergeet, deel alles met hen.

20-23 Wanneer de Here uw grenzen naar buiten verlegt en zijn heiligdom te ver van u is verwijderd, dan mogen uw kudden bij uw eigen huis worden geslacht, net zoals u nu doet met gazellen en herten. Ook onreine personen mogen met u van dat vlees eten. Let er alleen op dat u het bloed niet eet, want dat is de ziel en u zult de ziel niet met het vlees opeten. 24,25 Het bloed moet als water op de grond worden uitgegoten. Als u dat alles doet, zal het goed gaan met u en uw kinderen. 26,27 Alleen uw geschenken aan de Here, de offers die u onder ede aan de Here hebt beloofd en uw brandoffers moeten naar het huis van de Here worden gebracht. Zij mogen alleen worden geofferd op het altaar van de Here, uw God. Het bloed zal op het altaar worden uitgegoten en daarna zult u het vlees eten. 28 Zorg ervoor dat u al deze geboden zorgvuldig naleeft. Als u doet wat goed is in de ogen van de Here, uw God, zal het altijd goed gaan met u en uw kinderen.

29 Als Hij de volken vernietigt in het land waarin u zult wonen, 30 vraag dan niet hoe deze volken hun goden aanbidden, om daarna hun voorbeeld te volgen. 31 U mag de Here, uw God, niet op die manier beledigen! Deze volken hebben voor hun goden afschuwelijke dingen gedaan die de Here haat. Zij hebben zelfs hun kinderen in het vuur aan hun goden geofferd. 32 Gehoorzaam daarom alle geboden die ik u geef. Voeg er niets aan toe en neem er niets vanaf.’

Er mogen alleen offers gebracht worden in de plaats waar God wil wonen

12 Dit zijn de wetten en leefregels waar jullie je aan moeten houden in het land dat de Heer, de God van jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob, voor altijd aan jullie zal geven.

De volken die er nu nog wonen, hebben eigen goden gediend. Dat hebben ze gedaan op allerlei bergen en heuvels en onder allerlei bomen. Wanneer jullie het land veroveren, moeten jullie al die heilige plaatsen vernietigen. Breek de altaren af, sla de heilige stenen kapot, verbrand de heilige palen en hak de godenbeelden om. Vernietig alles wat met hun goden te maken had. Jullie mogen je Heer God niet op hun manier dienen. Maar jullie Heer God zal in het gebied van één van de stammen een plaats uitkiezen waar Hij wil wonen. Dáár moeten jullie heen gaan om de Heer te aanbidden. Dáár moeten jullie je brand-offers en vlees-offers heen brengen, het tiende deel van de oogsten,[a] jullie beweeg-offers, belofte-offers en vrijwillige offers, en de eerstgeboren dieren van jullie koeien, schapen en geiten.[b] Dáár moeten jullie samen met je gezin feestvieren bij je Heer God over het werk dat jullie hebben gedaan en dat de Heer God gezegend heeft.

Jullie mogen niet meer offeren waar je maar wil, zoals jullie tot nu toe hebben gedaan. Tot nu toe was dat goed. Want nu zijn jullie nog niet gekomen op de plaats van de rust, het land dat jullie Heer God aan jullie gaat geven. 10 Maar straks zijn jullie aan de overkant van de Jordaan. Dan zullen jullie in het land wonen dat jullie Heer God aan jullie gaat geven. Dan zal Hij jullie aan alle kanten vrede en rust geven. Hij zal ervoor zorgen dat jullie daar veilig wonen. 11 Daar zal jullie Heer God een plaats uitkiezen waar Hij wil wonen. Naar die plaats moeten jullie gaan om de Heer alles te brengen wat ik jullie beveel: jullie brand-offers en vlees-offers, het tiende deel van jullie oogsten, en jullie beweeg-offers en alle belofte-offers. 12 Daar zullen jullie feestvieren bij de Heer God, samen met jullie zonen, dochters, knechten en slavinnen. Nodig ook de Levieten uit die bij jullie wonen, want zij hebben geen eigen stuk grond gekregen zoals jullie.

13 Denk erom dat jullie je brand-offers niet zomaar ergens mogen offeren. 14 Jullie moeten ze offeren in de plaats die de Heer in het gebied van één van jullie stammen zal uitkiezen. Dáár moeten jullie je brand-offers brengen op de manier die ik jullie heb bevolen. 15 Maar als jullie dieren slachten gewoon om te eten, mogen jullie overal in het land net zoveel dieren slachten als jullie zelf willen. Onreine en reine mensen mogen daarvan eten,[c] net zoals van het vlees van een hert of ander wild dier dat jullie hebben geschoten. 16 Alleen het bloed mogen jullie niet eten. Het bloed moeten jullie op de aarde uitgieten, zoals je water uitgiet.

17 Maar een tiende deel van de oogst van het graan, de druiven en de olijf-olie mogen jullie níet in jullie woonplaatsen opeten. Ook de eerstgeboren dieren van jullie koeien, schapen en geiten niet. Ook mogen jullie je belofte-offers, vrijwillige offers en beweeg-offers daar niet opeten. 18 Die moeten jullie eten bij je Heer God, in de plaats die Hij zal uitkiezen. Jullie moeten die eten met jullie dochters, zonen, knechten en slavinnen, en met de Levieten die in jullie steden wonen. Vier feest bij je Heer God en wees blij over alles wat jullie hebben gedaan. 19 Denk erom dat jullie, als jullie eenmaal in het land wonen, de Levieten nooit aan hun lot overlaten.

20 Jullie Heer God zal jullie gebied nog veel groter maken, zoals Hij heeft beloofd. Als jullie dan zin hebben om vlees te eten, mogen jullie net zoveel vlees eten als jullie willen. 21 Stel dat jullie dan ver weg wonen van de plaats waar jullie Heer God wil wonen. Als jullie dan vlees willen eten, mogen jullie net zoveel vlees eten als jullie willen. Maar jullie moeten de koeien, schapen of geiten slachten op de manier die ik jullie heb bevolen. 22 Jullie mogen dat vlees eten zoals jullie het vlees eten van een hert of ander wild dier dat je hebt geschoten: reine en onreine mensen mogen ervan eten. 23 Maar denk erom dat jullie geen vlees eten waar het bloed nog in zit. Want in het bloed is het leven. Jullie mogen niet het leven samen met het vlees opeten. 24 Eet dus geen bloed, maar giet het op de aarde uit zoals je water uitgiet. 25 Jullie mogen het niet eten. Als jullie je daaraan houden, zal het goed gaan met jullie en met jullie kinderen. Want dan doen jullie wat de Heer wil. 26 Maar alle geschenken aan de Heer en alle belofte-offers moeten jullie meenemen naar de plaats die de Heer zal uitkiezen. 27 Jullie moeten het vlees en het bloed van jullie brand-offers offeren op het altaar van jullie Heer God. Van de vlees-offers moeten jullie het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar van jullie Heer God werpen. Maar het vlees mogen jullie opeten. 28 Luister goed naar al deze bevelen die ik jullie geef. Want dan zal het voor altijd goed gaan met jullie en met jullie kinderen. Want dan doen jullie wat je Heer God wil.

29 Jullie Heer God zal de volken vernietigen in het gebied waar jullie heen gaan. Jullie zullen straks hun gebied veroverd hebben. 30 Denk er dan om dat jullie niet hetzelfde gaan doen als zij. Denk erom dat jullie hun goden niet gaan aanbidden. Zeg niet: 'Laten we onze God op dezelfde manier aanbidden zoals deze volken hún goden aanbaden.' 31 Want jullie mogen jullie Heer God niet op die manier dienen. Want zij doen allerlei verschrikkelijke dingen voor hun goden. De Heer haat wat ze doen. Want ze verbranden zelfs hun kinderen voor hun goden.

32 Doe allemaal precies wat ik jullie heb bevolen. Jullie mogen er niets aan veranderen.

Footnotes

  1. Deuteronomium 12:6 Een tiende deel van elke oogst, dus van graan, druiven en olijf-olie, maar ook van de wol, was voor de Heer. Lees Leviticus 27:30.
  2. Deuteronomium 12:6 Alle eerstgeboren dieren waren voor de Heer. Lees Exodus 13:1.
  3. Deuteronomium 12:15 God had gezegd dat een mens van bepaalde dingen 'onrein' werd. Bijvoorbeeld van het aanraken van dode dieren, van het eten van 'onreine' dieren, van het aanraken van een dode, van bepaalde ziekten. Hierover is te lezen in het bijbelboek Leviticus, onder andere in Leviticus 5:2 en 3, Leviticus 11, Leviticus 12:2 en Leviticus 15:3. Onreine mensen mochten niet van de offers eten.

The One Place of Worship

12 These are the decrees(A) and laws you must be careful to follow in the land that the Lord, the God of your ancestors, has given you to possess—as long as you live in the land.(B) Destroy completely all the places on the high mountains,(C) on the hills and under every spreading tree,(D) where the nations you are dispossessing worship their gods. Break down their altars, smash(E) their sacred stones and burn(F) their Asherah(G) poles in the fire; cut down the idols of their gods and wipe out their names(H) from those places.

You must not worship the Lord your God in their way.(I) But you are to seek the place the Lord your God will choose from among all your tribes to put his Name(J) there for his dwelling.(K) To that place you must go; there bring your burnt offerings and sacrifices, your tithes(L) and special gifts, what you have vowed(M) to give and your freewill offerings, and the firstborn of your herds and flocks.(N) There, in the presence(O) of the Lord your God, you and your families shall eat and shall rejoice(P) in everything you have put your hand to, because the Lord your God has blessed you.

You are not to do as we do here today, everyone doing as they see fit,(Q) since you have not yet reached the resting place(R) and the inheritance(S) the Lord your God is giving you. 10 But you will cross the Jordan and settle in the land the Lord your God is giving(T) you as an inheritance, and he will give you rest(U) from all your enemies around you so that you will live in safety. 11 Then to the place the Lord your God will choose as a dwelling for his Name(V)—there you are to bring everything I command you: your burnt offerings and sacrifices, your tithes and special gifts, and all the choice possessions you have vowed to the Lord.(W) 12 And there rejoice(X) before the Lord your God—you, your sons and daughters, your male and female servants, and the Levites(Y) from your towns who have no allotment or inheritance(Z) of their own. 13 Be careful not to sacrifice your burnt offerings anywhere you please.(AA) 14 Offer them only at the place the Lord will choose(AB) in one of your tribes, and there observe everything I command you.

15 Nevertheless, you may slaughter your animals in any of your towns and eat as much of the meat as you want, as if it were gazelle or deer,(AC) according to the blessing the Lord your God gives you. Both the ceremonially unclean and the clean may eat it. 16 But you must not eat the blood;(AD) pour(AE) it out on the ground like water.(AF) 17 You must not eat in your own towns the tithe(AG) of your grain and new wine and olive oil,(AH) or the firstborn of your herds and flocks, or whatever you have vowed to give,(AI) or your freewill offerings or special gifts.(AJ) 18 Instead, you are to eat(AK) them in the presence of the Lord your God at the place the Lord your God will choose(AL)—you, your sons and daughters, your male and female servants, and the Levites from your towns—and you are to rejoice(AM) before the Lord your God in everything you put your hand to. 19 Be careful not to neglect the Levites(AN) as long as you live in your land.(AO)

20 When the Lord your God has enlarged your territory(AP) as he promised(AQ) you, and you crave meat(AR) and say, “I would like some meat,” then you may eat as much of it as you want. 21 If the place where the Lord your God chooses to put his Name(AS) is too far away from you, you may slaughter animals from the herds and flocks the Lord has given you, as I have commanded you, and in your own towns you may eat as much of them as you want.(AT) 22 Eat them as you would gazelle or deer.(AU) Both the ceremonially unclean and the clean may eat. 23 But be sure you do not eat the blood,(AV) because the blood is the life, and you must not eat the life with the meat.(AW) 24 You must not eat the blood; pour it out on the ground like water.(AX) 25 Do not eat it, so that it may go well(AY) with you and your children after you, because you will be doing what is right(AZ) in the eyes of the Lord.

26 But take your consecrated things and whatever you have vowed to give,(BA) and go to the place the Lord will choose. 27 Present your burnt offerings(BB) on the altar of the Lord your God, both the meat and the blood. The blood of your sacrifices must be poured beside the altar of the Lord your God, but you may eat(BC) the meat. 28 Be careful to obey all these regulations I am giving you, so that it may always go well(BD) with you and your children after you, because you will be doing what is good and right in the eyes of the Lord your God.

29 The Lord your God will cut off(BE) before you the nations you are about to invade and dispossess. But when you have driven them out and settled in their land,(BF) 30 and after they have been destroyed before you, be careful not to be ensnared(BG) by inquiring about their gods, saying, “How do these nations serve their gods? We will do the same.”(BH) 31 You must not worship the Lord your God in their way, because in worshiping their gods, they do all kinds of detestable things the Lord hates.(BI) They even burn their sons(BJ) and daughters in the fire as sacrifices to their gods.(BK)

32 See that you do all I command you; do not add(BL) to it or take away from it.[a]

Footnotes

  1. Deuteronomy 12:32 In Hebrew texts this verse (12:32) is numbered 13:1.