Add parallel Print Page Options

De zonden van Jeruzalem

16 Opnieuw kreeg ik een boodschap van de Here: ‘Mensenzoon,’ zei Hij, ‘confronteer Jeruzalem met haar afschuwelijke zonden. Vertel haar dat de Oppermachtige Here zegt: u bent vast nakomelingen van de Kanaänieten. Uw vader moet een Amoriet zijn geweest en uw moeder een Hethitische. Toen u geboren was, bekommerde niemand zich om u. Toen Ik u voor het eerst zag, was uw navelstreng nog niet afgebonden, u was nog niet gewassen, niemand had u ingewreven met zout of aangekleed. Niemand had enige interesse in u, niemand toonde medelijden of maakte zich zorgen. Op de dag dat u werd geboren, liet men u in het veld achter om te sterven, als een ongewenst kind.

6,7 Maar Ik kwam langs en zag u daar liggen, besmeurd met uw eigen bloed en Ik zei: “Leef! Groei op als een plant op het veld!” En dat deed u. U groeide op tot een lange, mooie en soepele plant, een juweel tussen de anderen. Toen u ouder werd, waren uw borsten volgroeid en uw haar was mooi en lang! Toch was u nog naakt. Later, toen Ik weer voorbijkwam en u terugzag, was u oud genoeg om te trouwen. Ik sloeg mijn mantel om u heen, waardoor Ik mijn wettige huwelijkseed aflegde,’ zegt de Oppermachtige Here. ‘Ik sloot een verbond met u en zo werd u van Mij. 9,10 Van uw onreinheid heb Ik u gereinigd en u met olie gezalfd. Het bloed heb Ik van u afgewassen. Nadat het huwelijk was voltrokken, gaf Ik u prachtige linnen en zijden kleding, rijk bewerkte gewaden en sandalen van het duurste leer. 11 Ik gaf u prachtige sieraden, armbanden en kettingen, 12 een ring voor uw neus en twee ringen voor uw oren en een prachtige kroon. 13 Zo werd u mooi gemaakt met goud en zilver en uw kleren waren van linnen en zijde, prachtig bewerkt. U at het beste voedsel en werd mooier dan ooit tevoren, zo mooi als een koningin. 14 Alle volken wisten hoe mooi u was! Het was een volmaakte schoonheid, dankzij alle sieraden die Ik u gaf,’ zegt de Oppermachtige Here.

15 ‘Maar u dacht dat u ook wel zonder Mij verder kon en vertrouwde helemaal op uw eigen schoonheid. U gaf uw lichaam als een prostituee aan iedere man die voorbijkwam. Hij hoefde maar te vragen en hij kreeg uw schoonheid. 16 U gebruikte de prachtige dingen die Ik u had gegeven om er afgoderij mee te bedrijven en dus ook prostitutie. Ongelooflijk! Zoiets is nog nooit eerder gebeurd! 17 U nam de juwelen en de gouden en zilveren sieraden die Ik u had gegeven en maakte er mannelijke afgodsbeelden van, waarmee u prostitutie bedreef. 18 U gebruikte de prachtig bewerkte kleding die Ik u gaf, om uw afgodsbeelden mee aan te kleden! Met mijn olie en reukwerk vereerde u hen! 19 Voor hen—denk het u eens in—zette u het fijne meel, de olie en de honing neer die Ik u gaf. U gebruikte het als een heerlijk offer aan hen! 20 De zonen en dochters die u voor Mij ter wereld had gebracht, offerde u als voedsel aan uw goden. Zij zijn er niet meer. Was het al niet erg genoeg dat u een prostituee was? 21 Moest u mijn kinderen ook nog ombrengen in het vuur van heidense altaren? 22 En in al die jaren van overspel en zonde hebt u geen moment aan de dagen van vroeger gedacht, toen u naakt was en met bloed besmeurd. 23 En toen, naast al uw andere goddeloosheid—wee u,’ zegt de Oppermachtige Here 24 ‘bouwdeu voor uzelf een heidens altaar en offerplaatsen in elke straat. 25 Daar maakte u uw schoonheid te schande door uzelf schaamteloos aan iedere man aan te bieden. Onafgebroken bedreef u prostitutie. 26 En ook met Egypte, uw wellustige buren, bedreef u prostitutie. En u deed dat om Mij te kwetsen. 27 Daarom heb Ik u geslagen met mijn vuist! Ik heb uw gebied verkleind en u overgeleverd aan uw vijanden, de Filistijnse vrouwen, en zelfs zij schamen zich voor u. 28 Ook met de Assyriërs hebt u overspel gepleegd door hen tot bondgenoot te maken en hun goden te vereren. Het leek wel alsof u niet genoeg kreeg van steeds weer nieuwe goden. Na uw overspel daar was u nog steeds niet tevreden. 29 Daarom begon u ook nog de goden van het grote handelsland Babel te aanbidden. En nóg was u niet tevreden. 30 Wat een slappeling bent u,’ zegt de Oppermachtige Here, ‘dat u zulke dingen doet, u bent een onverbeterlijke hoer 31 die in elke straat afgodsaltaren en offerplaatsen bouwt. Ja, u bent zelfs erger dan een hoer, want u bent zo belust op zonde dat u zelfs geen geld vraagt voor uw liefde! 32 Ja, u bent een overspelige echtgenote die met andere mannen leeft in plaats van met haar eigen echtgenoot. 33,34 Prostituees vragen geld voor hun diensten, mannen betalen hen met vele geschenken. Maar u niet, u gaf hun geschenken om hen naar u toe te lokken! Daarin verschilt u van andere prostituees, u betaalde zelf, de omgekeerde wereld!

35 O bandeloze hoer, luister naar het woord van de Here.’ 36 De Oppermachtige Here zegt: ‘Omdat Ik uw smerige zonden zie, uw overspel met uw minnaars—uw verering van afgoden—en het vermoorden van uw kinderen als offers aan uw goden, 37 zal Ik het volgende gaan doen: Ik zal al uw bondgenoten verzamelen—deze minnaars met wie u hebt gezondigd, zowel zij van wie u hield en zij die u haatte—en Ik zal u naakt tentoonstellen voor hen, door u de kleren van het lijf te scheuren waar zij bij zijn. 38 Ik zal u straffen zoals een overspelige vrouw en een moordenares wordt gestraft. U zult boeten voor het bloed dat u hebt doen vloeien en Ik zal u laten kennismaken met mijn jaloerse toorn. 39 Ik zal u overgeven aan uw minnaars om u te laten vernietigen. Zij zullen uw offerplaatsen en afgodsaltaren afbreken, u beroven van uw prachtige juwelen en u naakt en beschaamd achterlaten. 40 Zij zullen zich verzamelen en met een bende tegen u optrekken om u te stenigen en met het zwaard in stukken te hakken. 41 Zij zullen uw huizen verbranden en u straffen voor de ogen van vele vrouwen. Ik zal erop toezien dat u stopt met uw overspel en uw minnaars niet langer betaalt voor hun liefde. 42 Wanneer dat allemaal achter de rug is, zal mijn toorn tegen u bedaren, mijn jaloezie tegen u zal wegebben en Ik zal kalm worden. Ik zal niet langer toornig op u zijn. 43 Maar eerst zal Ik al uw zonden met u verrekenen, omdat u zich uw jeugd niet hebt herinnerd en Mij toornig hebt gemaakt door al die gruwelijke dingen die u doet,’ zegt de Here. ‘Dan zult u niet langer deze schandelijke dingen doen.

44 “Zo moeder, zo dochter” zal iedereen van u zeggen. 45 Want ook uw moeder had een afkeer van haar man en kinderen en u hebt hetzelfde. Net als uw zusters hebt u een afkeer van man en kinderen. Inderdaad, uw moeder moet wel een Hethitische en uw vader wel een Amoriet zijn geweest! 46 Uw oudere zuster is Samaria en zij leefde met haar dochters ten noorden van u. Uw jongere zuster is Sodom, zij leefde met haar dochters ten zuiden van u. 47 U hebt niet alleen gezondigd zoals zij, nee, dat was nog niets, in korte tijd streefde u hen ver voorbij. 48 Zo waar Ik leef,’ zegt de Oppermachtige Here: ‘Sodom en haar dochters zijn nooit zo verdorven geweest als u en uw dochters. 49 De zonden van uw zuster Sodom waren arrogantie, vraatzucht en onverschilligheid, terwijl buiten haar deur de armen en behoeftigen gebrek leden zonder dat zij hen hielp. 50 Terwijl Ik toekeek, deed zij afschuwelijke dingen. Daarom heb Ik haar weggevaagd, zoals u weet. 51 Zelfs Samaria heeft niet half zoveel zonden bedreven als u. U hebt nog veel meer goddeloosheid bedreven dan uw zusters, zij zijn rechtvaardig vergeleken met u! 52 Wees dan niet verbaasd als zij een lichtere straf krijgen. Want uw zonden zijn zo gruwelijk dat in vergelijking met u uw zusters onschuldig lijken. U verdient daarom de schande die nu over u komt.

53 Maar op een dag zal Ik een ommekeer brengen in het lot van Sodom en Samaria en hun dochters en ook in dat van Juda. 54 Uw vreselijke straf zal een troost voor hen zijn, want hij zal groter zijn dan die van hen. 55 Ja, uw zusters Sodom en Samaria en al hun inwoners zullen weer tot bloei komen en ook Juda zal in die tijd opnieuw welvaart kennen. 56 In uw trotse tijd weigerde u zelfs maar de naam van Sodom uit te spreken. 57 Maar nu is uw grotere goddeloosheid aan de hele wereld getoond en bent ú degene op wie men neerkijkt, Edom en al haar buurstaten en alle Filistijnen. 58 U zult dan de gevolgen van uw schandelijke en gruwelijke daden dragen,’ zegt de Here God. 59,60 Want de Oppermachtige Here zegt: ‘Ik zal u laten boeten voor het verbreken van het verbond. Mijn plechtige eed liet u volledig koud. Toch zal Ik de belofte houden die Ik u in uw jeugd gaf. Ik zal een eeuwig verbond met u sluiten. 61 U zult met schaamte terugdenken aan al het kwaad dat u hebt gedaan wanneer Ik u uw zusters Samaria en Sodom als dochters geef. U zult zich ervan bewust zijn dat u dit edelmoedige gebaar niet hebt verdiend, want u hebt zich niet aan mijn verbond gehouden. 62 Ik zal dus mijn verbond met u opnieuw bekrachtigen en u zult weten dat Ik de Here ben. 63 Alles wat u hebt gedaan, zal Ik u weer in herinnering brengen. U zult de hand voor uw mond houden en zwijgen uit schaamte, wanneer Ik u alles zal vergeven wat u hebt misdaan,’ zegt de Oppermachtige Here.

De Heer vergelijkt Jeruzalem met een vrouw die ontrouw is aan haar man

16 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, vertel Jeruzalem wat voor vreselijke dingen het doet. Zeg tegen de stad: Je bent ontstaan uit mensen in het land van handelaren. Je vader was een Amoriet en je moeder een Hetitische.[a] Toen je werd geboren, was er niemand die voor je zorgde. Niemand knipte je navelstreng door. Niemand had je schoongewassen toen Ik je vond. Niemand had je met zout ingewreven en niemand had je in een doek gewikkeld. Niemand had medelijden met je. Niemand zorgde voor je. Niemand gaf iets om je toen je werd geboren. Je was gewoon weggegooid in het veld.

Toen kwam Ik voorbij.[b] Ik zag je daar liggen, nog helemaal onder het bloed van je geboorte. Ik zei tegen je: 'Leef! Ik wil dat je leeft!' Ik liet je bij Mij opgroeien. Je groeide als kool en werd een prachtige vrouw. Je kreeg een mooi figuur en prachtig lang haar. Maar je was naakt, eenzaam en alleen.

Toen Ik weer voorbij kwam, zag Ik dat de tijd voor de liefde was gekomen. Ik wilde je beschermen. Ik trouwde met je en je werd mijn vrouw. Zo zou je niet langer eenzaam en alleen zijn. Ik sloot een verbond met je. Ik zwoer dat Ik trouw aan jou zou zijn en altijd voor je zou zorgen. Zo werd je van Mij.[c] Daarna waste Ik je schoon, spoelde het bloed van je af en wreef je in met olijf-olie.[d] 10 Ik trok je een prachtig geborduurde jurk aan en gaf je schoenen van het duurste leer. Je kreeg kleren van het beste linnen en de mooiste zijde. 11 Ik deed je prachtige sieraden om: armbanden aan je armen, een ketting om je hals, 12 een ring in je neus, oorringen in je oren en een kroon op je hoofd. 13 Je zag er schitterend uit met je goud en zilver, en met je kleren van fijn linnen en zijde en prachtig borduurwerk. Je at koninklijk eten: fijn meel, honing en olijf-olie. Je was prachtig geworden. Zo groeide je op om koningin te worden. 14 Je werd beroemd bij de volken omdat je zo mooi was. Want dankzij Mij was je werkelijk prachtig geworden, zegt de Heer.[e]

15 Maar jij vertrouwde op je schoonheid. Je werd ontrouw aan Mij, je Man. Je ging naar andere mannen![f] Je verlangde naar iedere man die voorbij kwam. Je wilde je aan elke man weggeven. 16 Je spreidde je kleren als bed uit op de heuvels en je gedroeg je als een hoer.[g] Zoiets is nog nooit gebeurd, en zoiets mág ook niet gebeuren. 17 Van de gouden en zilveren sieraden die Ik je had gegeven, heb je godenbeelden gemaakt. Die heb je aanbeden. Zo was je ontrouw aan Mij. 18 Je trok je prachtige kleren aan en offerde mijn olijf-olie en mijn parfum aan je godenbeelden. 19 En het eten dat Ik je gaf, het meel, de olijf-olie en de honing, heb jij aan hen geofferd. 20 Je hebt zelfs je zonen en dochters voor hen verbrand.[h] Míjn kinderen! 21 Was het nog niet erg genoeg dat je ontrouw was aan Mij? Nee, je hebt zelfs mijn kinderen geslacht als brand-offer voor je afgoden. 22 Geen moment heb je gedacht aan de tijd toen je als klein kind naakt, eenzaam en bebloed op de grond lag.

23 Wat heb je een vreselijke dingen gedaan! Daarom zal het nu slecht met je aflopen. Want dit was nog niet alles. 24+25 Je hebt ook nog in alle straten en op alle kruispunten altaren gebouwd. Daar heb je je als een hoer gedragen en jezelf weggegeven aan iedere man[i] die voorbij kwam. Je werd steeds erger. 26 Je gaf jezelf ook aan de Egyptenaren, je buren.[j] Zij wilden jou maar al te graag hebben. Je wist niet van ophouden. Daarmee heb je Mij woedend gemaakt. 27 Daarvoor heb Ik je gestraft. Ik maakte je land kleiner. Ik gaf je in de macht van je vijanden: de Filistijnen. Zij walgden van de manier waarop jij leefde![k] 28 Ook heb je jezelf aan de Assyriërs gegeven.[l] Je kon er maar niet genoeg van krijgen om jezelf aan anderen te geven.

Zo ben jij Mij ontrouw geweest. 29+30 En nog steeds was het je niet genoeg. Daarom ging je naar de handelaars van Babylonië. Maar ook dat vond je nog niet genoeg. Je was niet te stoppen en je gedroeg je als een brutale hoer. 31 Op alle kruispunten en op alle pleinen zette je altaren voor afgoden neer. Maar eigenlijk was je nog erger dan een hoer, want je hoefde er niets voor te hebben. Je gaf jezelf gratis weg! 32 Je gedroeg je als een ontrouwe vrouw: je gaf jezelf aan andere mannen ook al was je met Mij getrouwd! 33 Hoeren worden betaald, maar jij deelde juist geschenken uit om de mannen naar je toe te lokken. 34 Jouw gedrag was het omgekeerde van wat de hoeren doen. Mannen lopen hoeren na en betalen hen. Maar jij gaf je hoerenloon juist weg aan hen en kreeg zelf niets.[m] Het was met jou het omgekeerde als normaal.

35 Luister daarom, hoer, naar wat de Heer zegt: 36 Je hebt jezelf weggegeven aan anderen. Je hebt je niet geschaamd om je voor hen uit te kleden. Je hebt je niet geschaamd voor al je walgelijke afgoden aan wie je zelfs je kinderen hebt geofferd. 37 Daarom zal Ik al die mannen van wie je gehouden hebt, en al die mannen aan wie je een hekel hebt gekregen, verzamelen. Ze zullen om je heen gaan staan. Dan zal Ik je kleren van je afrukken, totdat je helemaal naakt staat. 38 Ik zal je straffen zoals vrouwen gestraft worden die met andere mannen naar bed zijn geweest of die een moord hebben gepleegd. Ik zal je zwaar straffen.[n]

39 Ik zal je in hun macht geven. Ze zullen je altaren afbreken, jou je kleren uittrekken, je sieraden afpakken en je naakt achterlaten.[o] 40 Ze zullen een menigte mensen op je afsturen. 41 Zij zullen jou met stenen doodgooien en met zwaarden doodsteken. Ze zullen je huizen in brand steken en je vreselijk straffen, terwijl de vrouwen toekijken. Ik zal ervoor zorgen dat je ermee stopt je als een hoer te gedragen. En Ik zal ervoor zorgen dat je ermee stopt de mannen te betalen. 42 Zo zal Ik mijn woede koelen. Dan zal Ik niet langer boos en jaloers zijn. 43 Je hebt geen moment gedacht aan wat Ik voor je gedaan heb toen je nog jong was! Je hebt Mij woedend gemaakt met alles wat je deed. Daarvoor zal Ik je straffen, zegt de Heer. Want je hebt vreselijke dingen gedaan en Ik wil dat je je niet langer als een hoer gedraagt.

44 Er zal over je gezegd worden: 'Zo moeder, zo dochter.' 45 Want je bent net als je moeder. Zij had een hekel gekregen aan haar man en haar kinderen. En je zussen zijn net zo. Zij hadden ook een hekel gekregen aan hun man en hun kinderen. Je moeder was een Hetitische en je vader was een Amoriet. 46 Je oudste zus, Samaria, woonde met haar dochters in het noorden. En je jongere zus, Sodom, woonde met haar dochters in het zuiden.[p] 47 Ze deden vreselijke dingen. En jij deed dezelfde dingen als zij. Ja, jij was zelfs nog veel erger! 48 Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer, dat je zus Sodom en haar dochters zich niet zo vreselijk hebben gedragen als jij en je dochters. 49 Dit was wat je zus Sodom verkeerd deed: ze was trots, at veel te veel en leefde zorgeloos, samen met haar dochters. Maar ze zorgden niet voor de arme mensen. 50 Ze waren trots op zichzelf en deden walgelijke dingen. Daarom veegde Ik hen van de aarde weg toen Ik zag wat ze deden.

51 En Samaria was nog niet half zo slecht als jij. Jij hebt veel ergere dingen gedaan dan zij. Jouw zussen lijken zelfs onschuldig als ze vergeleken worden met wat jij hebt gedaan. 52 Maar je zal je straf ervoor krijgen! Want vergeleken met jouw slechtheid stelt de slechtheid van je zussen niets voor! Je moest je diep schamen.

53 Maar Ik zal ervoor zorgen dat het weer goed gaat met Sodom en haar dochters, en met Samaria en haar dochters. Ik zal verandering brengen in hun lot. Pas daarna zal Ik ook verandering brengen in jouw lot. 54 Eerst zul je worden gestraft. Ik wil dat je je diep zal gaan schamen over alles wat je hebt gedaan. Dat zal Sodom en Samaria troosten. 55 Je zussen Sodom en Samaria zullen weer net zulke mooie steden worden als vroeger. En ook met jou zal het later weer net zo goed gaan als vroeger.

56 Eerst was jij zó trots op jezelf, dat je de namen Sodom en Samaria niet eens wilde noemen. 57 Dat was voordat aan het licht kwam hoe slecht jij zelf bent. Eerst kwam er schande over de bewoners van Aram, van Filistea en van alle andere buurlanden.[q] Landen die Jeruzalem verachtten. 58 Maar nu zul jíj gestraft worden voor alle walgelijke en vreselijke dingen die je hebt gedaan, zegt de Heer. 59 Want, zegt de Heer, Ik zal je je verdiende straf geven, omdat je je verbond met Mij hebt verbroken.

60 Toch zal Ik niet vergeten dat Ik met jou een verbond gesloten had toen je nog jong was. Ik zal een nieuw verbond met je sluiten. Een verbond dat eeuwig zal duren. 61 Ik zal je je oudste en je jongste zus teruggeven. Ze zullen voortaan je dochters zijn, ook al ben Ik dat niet verplicht volgens mijn verbond met je. En je zal je diep schamen over wat je hebt gedaan. 62 Ik zal opnieuw een verbond met je sluiten en je zal beseffen dat Ik de Heer ben. 63 Je zal nooit meer vergeten wat je voor vreselijke dingen hebt gedaan. Je zal je daar zó diep over schamen, dat je er nooit meer over zal spreken. En Ik zal je alles vergeven wat je hebt gedaan, zegt de Heer."

Footnotes

  1. Ezechiël 16:3 God spreekt hier niet alleen tegen Jeruzalem. Hij bedoelt met Jeruzalem eigenlijk het hele volk Israël. Abraham is de eerste voorvader van het volk Israël. Zijn vader Terach kwam uit het land Chaldea dat later Babylonië wordt. Dat was een land waar veel handel gedreven werd. Abrahams vader was een Amoriet, zijn moeder een Hetitische (de Amorieten en Hetieten woonden onder andere in Chaldea). (naar: G.A. van de Weerd, "De profeet Ezechiël," pag. 353 en 391). God wil hiermee zeggen dat Israël van oorsprong niet beter is dan de andere volken. Het was Góds keuze dat zij Gods volk werden. Het was Góds keuze om Zichzelf aan hen bekend te maken.
  2. Ezechiël 16:6 God koos Abraham uit en daarmee het volk dat uit hem zou ontstaan.
  3. Ezechiël 16:8 God 'trouwde' met het volk Israël toen Hij het volk uit Egypte bevrijdde. Hij zwoer dat Israël zijn eigen volk zou zijn en dat Hij er voor altijd voor zou zorgen.
  4. Ezechiël 16:9 God 'waste het volk schoon' met zijn rechtvaardige wetten en leefregels.
  5. Ezechiël 16:14 Hiermee wordt bedoeld dat Israël van de Heer een prachtig land kreeg met grote welvaart.
  6. Ezechiël 16:15 Jeruzalem/Israël, nog steeds vergeleken met een vrouw, verlangde naar andere 'mannen'. God is in deze vergelijking de man met wie ze getrouwd is. God wil dat Israël op Hem vertrouwt. Maar ze zoekt hulp bij andere 'mannen:' andere goden, maar ook andere landen. De ene keer wilde Israël een verbond met Assur tegen Egypte, de andere keer een verbond met Egypte tegen Assur.
  7. Ezechiël 16:16 Hiermee wordt bedoeld dat de mensen bij God weggelopen waren en op de heuvels altaren hadden gebouwd waar ze andere goden aanbaden. Met het 'bed' worden die altaren bedoeld.
  8. Ezechiël 16:20 Voor sommige afgoden werden kleine kinderen levend verbrand!
  9. Ezechiël 16:24 Hier worden met de 'mannen' geen afgoden bedoeld, maar landen waarmee Jeruzalem verbonden sloot.
  10. Ezechiël 16:26 Het koninkrijk Juda had een verbond met Egypte gesloten in plaats van op de Heer te vertrouwen. Lees Jesaja 28:15.
  11. Ezechiël 16:27 Zij waren namelijk trouw aan hun goden, maar Jeruzalem en Juda waren niet trouw gebleven aan hun God.
  12. Ezechiël 16:28 Juda sloot met steeds andere landen verbonden en nam dan ook vaak de goden daarvan over. Eerst een verbond met Egypte, toen een verbond met Assur, en nadat Babylonië Assur had veroverd, een verbond met Babylonië.
  13. Ezechiël 16:34 Toen Salomo nog koning was, was Israël een machtig koninkrijk. Andere landen wilden graag met Israël een verbond sluiten. Maar met die verbonden bracht de koning ook afgoden het land binnen. Later raakte het rijk in tweeën verdeeld. Het ging steeds slechter. Toen begon het koninkrijk Juda grote geschenken aan andere landen aan te bieden in ruil voor hun steun. Maar ondanks de verbonden lieten ze Juda in de steek toen het erop aan kwam.
  14. Ezechiël 16:38 Op ontrouw stond in Israël dezelfde straf als op moord, namelijk de doodstraf. Hier krijgt Jeruzalem, dat ontrouw is haar Man, de doodstraf van God.
  15. Ezechiël 16:39 Hiermee wordt bedoeld dat Jeruzalem en het hele land helemaal leeggeplunderd zullen worden.
  16. Ezechiël 16:46 Met de dochters worden de steden en dorpen rond Samaria en Sodom bedoeld. Samaria was de hoofdstad geweest van het noordelijke koninkrijk Israël. Het was bijna 100 jaar hiervóór veroverd door Assur. Sodom was één van de twee steden die honderden jaren eerder door God verwoest waren omdat de bewoners zo slecht waren. Lees Genesis 13:13 en Genesis 19:15, 24 en 25.
  17. Ezechiël 16:57 Deze landen werden namelijk veroverd door Assur.