Add parallel Print Page Options

Jeruzalems daden openbaar

22 Een volgende boodschap kreeg ik van de Here en Hij zei: ‘Mensenzoon, stel Jeruzalem in staat van beschuldiging als moordenaarsstad. Maak haar gruweldaden in het openbaar bekend. “Stad van bloedvergieten, veroordeeld en vervloekt bent u, stad van afgoden, walgelijk en onrein. U bent zowel schuldig aan moord als aan afgoderij. De dag van uw oordeel is in aantocht. Uw dagen zijn geteld. Ik zal u overleveren aan de minachting en spot van de hele wereld. Mensen van veraf en dichtbij zullen u uitlachen en bespotten, als een stad vol schande en chaos. Iedere leider van Israël die binnen uw muren woont, maakt misbruik van zijn macht om te kunnen moorden. Vaders en moeders worden met minachting behandeld, immigranten en bezoekers worden gedwongen u te betalen voor uw ‘bescherming’, wezen en weduwen wordt onrecht aangedaan. De heilige dingen van God worden veracht, mijn sabbatten worden verwaarloosd. In uw midden wonen kwaadsprekers die er op uit zijn bloed te vergieten, die offermaaltijden houden op de bergen en overal schandelijke dingen doen. 10 Er zijn onder u mannen die overspel plegen met de vrouw van hun vader en gemeenschap hebben met ongestelde vrouwen. 11 Overspel met een buurvrouw, een schoondochter, een zuster, het is voor velen een heel gewone zaak. 12 Huurmoordenaars, woekeraars en afpersers zijn er in overvloed. Nooit denkt u zelfs maar aan Mij of aan mijn geboden,” zegt de Oppermachtige Here. 13 “Maar Ik zal nu in mijn handen klappen en zo uw woekerwinsten en het bloedvergieten een halt toeroepen. 14 Zult u nog zo flink en moedig zijn op de dag van de afrekening? Want Ik, de Here, heb gesproken en Ik zal doen wat Ik heb gezegd. 15 Ik zal u verspreiden onder de volken, u over de hele wereld uiteenjagen en afrekenen met uw goddeloosheid. 16 Alle volken zullen zien hoe u uzelf te schande zet, en u zult er achter komen dat Ik de Here ben.”’

17 De Here vervolgde: 18-20 ‘Mensenzoon, de Israëlieten lijken op het waardeloze schuim dat achterblijft na het smelten van zilver. Zij zijn het overblijfsel van koper, tin, ijzer en lood. Daarom zegt de Oppermachtige Here: “Omdat u slechts schuim en afval bent, zal Ik u naar mijn smeltoven in Jeruzalem brengen en u daar omsmelten in het vuur van mijn toorn. 21 Ik zal het vuur van mijn toorn over u aanblazen. 22 U zult smelten als zilver in die enorme hitte. Dan zult u weten dat Ik, de Here, mijn toorn over u heb uitgegoten.”’

23 En opnieuw kreeg ik een boodschap van de Here: 24 ‘Mensenzoon, vertel het volk van Israël het volgende: “Op de dag van mijn toorn zult u lijken op een droge wildernis, een woestijn zonder regen. 25 Uw koningen hebben tegen hun onderdanen samengespannen als brullende leeuwen die hun prooi bespringen. Zij beroven velen van het leven, zij stelen schatten en waardevolle voorwerpen. Door hun toedoen komen er steeds meer weduwen in het land. 26 Uw priesters hebben mijn wetten overtreden en mijn tempel en alles wat aan Mij gewijd is, verontreinigd. Voor hen zijn de dingen van God niet belangrijker dan andere alledaagse dingen. Zij hebben mijn volk het verschil tussen goed en kwaad niet geleerd en ze houden geen rekening met de sabbat. Daardoor hebben zij mijn heilige naam onteerd. 27 Uw leiders zijn net wolven die hun slachtoffers verscheuren, zij vernietigen mensenlevens, enkel en alleen om er rijker van te worden. 28 Uw profeten beschrijven visioenen die zij niet hebben gehad. Zij geven boodschappen door die zij van God zouden hebben gehad, hoewel Hij geen woord tegen hen heeft gezegd. Zo dekken zij hun misdaden af met een dun laagje stucwerk! 29 Ook de gewone mensen onderdrukken en beroven de armen en noodlijdenden. Vreemdelingen worden uitgebuit en onrechtvaardig behandeld. 30 Ik heb tevergeefs gezocht naar iemand die de muur van rechtvaardigheid weer zou kunnen opbouwen, iemand die op de bres zou kunnen staan om u te beschermen tegen mijn vernietigend oordeel. Maar Ik heb niemand gevonden.” 31 En daarom zegt de Oppermachtige Here: “Ik zal mijn toorn over u uitgieten, Ik zal u verteren met het vuur van mijn toorn. Ik geef u de volledige straf voor al uw zonden.”’

God spreekt recht over Jeruzalem

22 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, wil jij hun rechter zijn? Wil jij rechtspreken over Jeruzalem, die bloedstad? Vertel dan aan de bewoners van Jeruzalem wat ze voor vreselijke dingen doen. Zeg tegen hen: Dit zegt de Heer: Jullie hebben heel veel onschuldige mensen gedood. Daarom verdienen jullie de doodstraf. En jullie hebben overal walgelijke godenbeelden neergezet. Jullie zijn helemaal bedorven! Jullie zijn schuldig aan moord. En jullie hebben de stad bedorven met jullie afgoden. Daarom zal er al gauw een eind komen aan jullie leven. Alle landen zullen met jullie spotten. Alle volken, ver weg en dichtbij, zullen jullie uitlachen. Jullie zijn overal berucht om jullie slechtheid! De leiders van Israël proberen altijd zoveel mogelijk bloed te vergieten. De bewoners van Jeruzalem hebben geen enkel respect voor hun ouders. Vreemdelingen zijn er niet veilig. Weeskinderen en weduwen worden er slecht behandeld. Jullie hebben geen enkel ontzag voor de heilige voorwerpen in mijn tempel. Jullie houden je niet aan mijn heilige rustdagen en mijn feesten. Met leugens veroorzaken jullie de dood van onschuldige mensen. Jullie houden offermaaltijden op de bergen. Jullie hebben seks met elkaar op manieren die Ik verboden heb. 10 Sommigen gaan naar bed met de vrouw van hun vader. Anderen verkrachten vrouwen die ongesteld zijn. 11 Sommigen gaan naar bed met de vrouw van iemand anders, anderen met de vrouw van hun zoon. Weer anderen verkrachten hun eigen zus. 12 Jullie laten je omkopen om onschuldige mensen ter dood te veroordelen. Jullie vragen een veel te hoge rente voor wat jullie hebben uitgeleend. Jullie zijn hebzuchtig en persen anderen geld af. Maar Mij vergeten jullie, zegt de Heer.

13 Ik ben woedend over jullie hebzucht en jullie moordpartijen. Maar Ik zal daar eigenhandig een eind aan maken. 14 Hoe moedig zullen jullie nog zijn op de dag dat Ik met jullie afreken? Ik, de Heer, zal doen wat Ik heb gezegd. 15 Ik zal jullie wegjagen naar andere volken in andere landen. Ik zal de afgoderij en ongehoorzaamheid uit jullie wegbranden. 16 De volken zullen zien hoe Ik jullie je verdiende straf geef. Jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben."

Jeruzalem wordt Gods smelt-oven

17 De Heer zei tegen mij: 18 "Mensenzoon, de mensen van mijn volk lijken op het schuim in een oven waarin zilver wordt gesmolten om het zuiver te maken. Het koper, tin, ijzer en lood dat in het zilver zit, smelt eruit. Het verandert in schuim dat wordt weggegooid. Mijn volk is net zo waardeloos als dat schuim. Ze zijn alleen maar geschikt om weggegooid te worden. 19 De Heer zegt: Jullie zijn net zo waardeloos als het schuim in de smelt-oven. Daarom zal Ik jullie verzamelen in Jeruzalem. Jeruzalem wordt mijn smelt-oven. 20 Ik zal jullie verzamelen in de oven van mijn woede. Ik zal jullie daarin gooien, en jullie smelten. Net zoals je zilver samen met het koper, ijzer, lood en tin in de smelt-oven gooit en boven een heet vuur smelt om het zuiver te maken. 21 Ik zal jullie in Jeruzalem verzamelen. Daarna zal Ik het vuur van mijn woede hoog onder jullie opstoken. Zo zal Ik jullie smelten. 22 Zoals zilver in de smelt-oven wordt gesmolten, zo zullen jullie in Jeruzalem worden gesmolten. Jullie zullen beseffen dat dat mijn straf is, omdat Ik woedend op jullie ben."

De slechtheid van Jeruzalem

23 De Heer zei tegen mij: 24 "Mensenzoon, zeg tegen het land dat schuldig is: Mijn straf zal als een stortregen op jullie neerdalen om jullie schuld af te wassen. Want jullie zijn heel erg schuldig. 25 De profeten gaan in het land tekeer. Ze lijken wel brullende leeuwen die hun prooien verscheuren. Ze hebben een samenzwering gesmeed. Met elkaar willen ze de mensen doden en hun bezit roven. Zo verslinden ze mensen. Door hen zijn er steeds meer weduwen in het land. 26 De priesters doen niet wat mijn wet zegt. Ze maken zelf geen verschil tussen heilig en onheilig. Ze leren de mensen niet het verschil tussen rein en onrein. Ze houden zich niet meer aan mijn heilige rustdagen en mijn feesten. Ze hebben geen enkel ontzag voor Mij. 27 De leiders van het land gedragen zich als hongerige wolven die hun prooien verscheuren. Uit hebzucht moorden ze om rijk te worden. 28 De profeten verbergen die misdaden met mooie woorden, zoals je een slechte muur verbergt achter een laag mooie witkalk. Wat ze profeteren zijn leugens. Ze zeggen dat ze namens Mij spreken, terwijl Ik helemaal niets tegen hen heb gezegd. 29 De mensen zijn schuldig aan afpersing en diefstal. De arme mensen worden slecht behandeld. Vreemdelingen zijn niet veilig. 30 Ik heb bij hen gezocht naar iemand die zou proberen om het land te redden. Iemand die bij het volk voor Mij op zou komen. Iemand die de gaten en scheuren die waren ontstaan in de muur van mijn bescherming zou dichtmaken.[a] Want anders zou het land verwoest worden. Maar Ik heb niemand gevonden. 31 Daarom straf Ik hen in mijn woede. Ik verbrand hen met het vuur van mijn woede. Ik geef hun de straf die ze hebben verdiend, zegt de Heer."

Footnotes

  1. Ezechiël 22:30 Lees ook Ezechiël 13:4 en 5.