Add parallel Print Page Options

Het visioen van de vijgen

24 Nadat koning Nebukadnezar van Babel koning Jechonja van Juda, de zoon van Jojakim, gevangen genomen en tot slaaf gemaakt had en hem samen met de bewindslieden van Juda, de smeden en andere vaklui verbannen had naar Babel, gaf de Here mij het volgende visioen.

Ik zag twee manden met vijgen voor de tempel in Jeruzalem staan. In de ene mand zaten verse, net gerijpte vijgen, maar in de andere zaten slechte vijgen, te rot om op te eten. Toen vroeg de Here: ‘Wat ziet u, Jeremia?’ Ik antwoordde: ‘Vijgen, een mand met goede en een mand met slechte vijgen.’

4,5 Daarna zei de Here: ‘De goede vijgen staan voor de bannelingen uit Juda die naar Babel zijn gestuurd. Ik heb het voor hun bestwil gedaan. Ik zal ervoor zorgen dat zij daar goed worden behandeld en hen hier weer terugbrengen. Ik zal hen helpen en geen pijn doen, Ik zal hen planten en niet uitrukken. Ik zal hun een hart geven dat Mij wil kennen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn, want zij zullen met grote blijdschap naar Mij terugkeren. Maar de rotte vijgen zijn een beeld van koning Zedekia van Juda, zijn dienaren en alle anderen uit Jeruzalem die in dit land zijn achtergebleven. Ook zij die in Egypte wonen, horen hierbij. Ik zal hen behandelen als slechte vijgen, niet geschikt om te eten. Ik zal hen verspreiden over alle landen van de wereld. Overal waarheen Ik hen verdrijf, zullen zij worden beledigd, uitgelachen en vervloekt. 10 Ik zal hen laten kennismaken met de gewelddadige dood, honger en ziekten, totdat zij zijn verdwenen uit het land Israël dat Ik aan hen en hun voorouders gaf.’

De manden met vijgen

24 Koning Nebukadnezar van Babel nam koning Jojachin (de zoon van koning Jojakim) gevangen mee naar Babel. Ook nam hij de leiders van Juda, de timmermannen en de smeden uit Jeruzalem mee.[a]

Daarna liet de Heer mij iets zien. Ik zag het vóór me, als in een droom. Ik zag twee manden met vijgen voor de tempel van de Heer staan. In de ene mand zaten mooie verse vijgen. Maar in de andere mand zaten alleen oneetbare rotte vijgen. De Heer zei tegen mij: "Wat zie je, Jeremia?" Ik antwoordde: "Vijgen. De goede vijgen zijn prachtig vers. Maar de slechte vijgen zijn zó rot, dat ze oneetbaar zijn." Toen zei de Heer tegen mij: "Dit zegt de Heer, de God van Israël: De mooie verse vijgen zijn de mensen van Juda die gevangen meegenomen zijn naar Babel. Ik doe dat voor hun bestwil. Ik zal goed voor hen zijn en hen naar dit land terugbrengen. Ik zal voor hen zorgen en hen niet vernietigen. Ik zal hen weer hier terugbrengen en tot een groot volk maken. Ze zullen hier voor altijd wonen. En Ik zal ervoor zorgen dat ze ernaar gaan verlangen om Mij te kennen. Ze zullen toegeven dat Ik de Heer ben. Ze zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn. Want ze zullen Mij van harte gaan dienen.

Maar de oneetbare rotte vijgen zijn koning Zedekia,[b] de leiders van Juda, de bewoners van Jeruzalem die in dit land zijn overgebleven en de mensen die naar Egypte zijn gevlucht, zegt de Heer. Door alle landen zullen ze slecht behandeld worden. Iedereen zal hen als spreekwoord gebruiken. Overal waar ze wonen, zullen ze uitgelachen en vervloekt worden. 10 Ik zal hen helemaal vernietigen door het zwaard, de honger en de pest. Totdat er niemand van hen over is in het land dat Ik aan hen en hun voorouders had gegeven."

Footnotes

  1. Jeremia 24:1 Lees 2 Koningen 24:8-16.
  2. Jeremia 24:8 Zedekia was de broer van koning Jojachin. Hij was door de koning van Babel aangewezen als nieuwe koning in Jeruzalem. Lees 2 Koningen 24:17.

Two Baskets of Figs

24 After Jehoiachin[a](A) son of Jehoiakim king of Judah and the officials, the skilled workers and the artisans of Judah were carried into exile from Jerusalem to Babylon by Nebuchadnezzar king of Babylon, the Lord showed me two baskets of figs(B) placed in front of the temple of the Lord. One basket had very good figs, like those that ripen early;(C) the other basket had very bad(D) figs, so bad they could not be eaten.

Then the Lord asked me, “What do you see,(E) Jeremiah?”

“Figs,” I answered. “The good ones are very good, but the bad ones are so bad they cannot be eaten.”

Then the word of the Lord came to me: “This is what the Lord, the God of Israel, says: ‘Like these good figs, I regard as good the exiles from Judah, whom I sent(F) away from this place to the land of the Babylonians.[b] My eyes will watch over them for their good, and I will bring them back(G) to this land. I will build(H) them up and not tear them down; I will plant(I) them and not uproot them. I will give them a heart to know(J) me, that I am the Lord. They will be my people,(K) and I will be their God, for they will return(L) to me with all their heart.(M)

“‘But like the bad(N) figs, which are so bad they cannot be eaten,’ says the Lord, ‘so will I deal with Zedekiah(O) king of Judah, his officials(P) and the survivors(Q) from Jerusalem, whether they remain in this land or live in Egypt.(R) I will make them abhorrent(S) and an offense to all the kingdoms of the earth, a reproach and a byword,(T) a curse[c](U) and an object of ridicule, wherever I banish(V) them. 10 I will send the sword,(W) famine(X) and plague(Y) against them until they are destroyed from the land I gave to them and their ancestors.(Z)’”

Footnotes

  1. Jeremiah 24:1 Hebrew Jeconiah, a variant of Jehoiachin
  2. Jeremiah 24:5 Or Chaldeans
  3. Jeremiah 24:9 That is, their names will be used in cursing (see 29:22); or, others will see that they are cursed.