Add parallel Print Page Options

Het ‘zwaard van God’ zal toeslaan

31 Wee hen die naar Egypte gaan om hulp, die vertrouwen op paarden, strijdwagens en machtige ruiters in plaats van op de Heilige van Israël en Hem niet om raad vragen. In zijn wijsheid brengt Hij een groot kwaad over zijn volk en Hij verandert niet van gedachten. Hij keert Zich tegen zijn volk om hun slechtheid en tegen ieder die hun helpt.

Want deze Egyptenaren zijn slechts mensen, geen God! Hun paarden zijn van vlees, geen machtige geesten! Als de Here zijn vuist tegen hen balt, zullen zij struikelen en vallen, samen met degenen die zij wilden helpen. Zij zullen allen te gronde worden gericht.

4,5 Maar de Here heeft mij dit gezegd: als een leeuw, zelfs al is hij nog maar jong, een schaap doodt, schenkt hij geen aandacht aan het geschreeuw en lawaai van de herder. Hij gaat zijn gang en eet van zijn prooi. Zo zal de Here ook doen als Hij komt om op de berg Sion te strijden. Niemand zal Hem kunnen afschrikken! Hij, de Here van de hemelse legers, zal over Jeruzalem waken als vogels die rond hun nest wieken. Hij zal de stad verdedigen en haar verlossen.

Daarom, mijn volk, keer terug naar Hem van wie u zo ver bent afgedwaald. Ik weet dat de dag zal komen dat ieder van u zijn gouden en zilveren afgodsbeelden zal weggooien die u in uw zondigheid hebt gemaakt. Dan zullen de Assyriërs worden vernietigd, maar niet door zwaarden van mensen. Het ‘zwaard van God’ zal hen verslaan. Zij zullen in paniek op de vlucht slaan. De sterke, jonge Assyriërs zullen worden weggeleid als slaven. Zelfs hun aanvoerders zullen beven van schrik en op de vlucht slaan wanneer zij de oorlogsvaandels van Israël zien, zegt de Here. Want de vlam van God brandt helder in Jeruzalem.

Niet Egypte, maar de Heer zal Israël van Assur bevrijden

31 Jesaja zegt: Het zal slecht aflopen met de mensen die naar Egypte gaan om hulp. Want ze vertrouwen op een groot en machtig leger van paarden, wagens en ruiters. Maar ze hadden moeten vertrouwen op de Heilige God van Israël. Toch gaan ze niet naar Hem om hulp. Maar de Heer is wijs. Hij laat een ramp over zijn volk komen. Hij neemt niet terug wat Hij heeft gezegd. Hij zal dat slechte volk straffen en ook het slechte volk dat hen komt helpen. Want Egyptenaren zijn gewone mensen, geen God! Hun paarden zijn van vlees, en geen Geest. De Heer zal het volk dat komt helpen (Egypte), laten struikelen. En het volk dat wordt geholpen (Juda), zal Hij laten vallen. Samen zullen ze omkomen.

De Heer zei tegen mij: "Een leeuw brult boven zijn prooi om die te verdedigen. Hij is niet bang voor de herders die hem bedreigen en tegen hem schreeuwen. Ook niet als ze in grote aantallen op hem afkomen. Net zo zal Ik, de Heer van de hemelse legers, neerdalen op de berg Sion om mijn berg te verdedigen. Zoals vogels rond hun nest vliegen om hun jongen te beschermen, zo zal Ik Jeruzalem beschermen. Ik zal mijn stad beschermen en redden.

Kom terug bij jullie God, volk van Israël! Jullie zijn ver van Mij afgedwaald! In die tijd zullen jullie niets meer te maken willen hebben met de zilveren en gouden godenbeelden die jullie hebben gemaakt. En Assur zal worden gedood, maar niet door een man. Assur zal helemaal worden vernietigd, maar niet door mensen. Het hele leger van Assur zal vluchten. De krijgers zullen doodsbang zijn. Assurs koning en aanvoerders zullen van hun burchten vluchten. Ze zullen vluchten voor de krijgsvlag die ze zien komen," zegt de Heer die op Sion een vuur heeft en in Jeruzalem een oven heeft branden.[a]

Footnotes

  1. Jesaja 31:9 In Jeruzalem (op de berg Sion) brandde een vuur op het altaar in Gods tempel. Maar lees ook Jesaja 48:10 en Jeremia 6:27-30. Dat gaat over de oven. Waarschijnlijk worden er in dit vers twee verschillende soorten vuur bedoeld.