Add parallel Print Page Options

De Here zal Israël opnieuw zegenen

51 Luister naar Mij, allen die rechtvaardigheid najagen, die de Here zoeken! Denk aan de mijn waaruit u werd gedolven en aan de rots waaruit u werd gehakt! Ja, denk aan uw voorouders Abraham en Sara van wie u afstamt. U maakt zich zorgen omdat u met zo weinigen bent, maar Abraham was helemaal alleen toen Ik hem riep. En toen Ik hem zegende, groeide hij uit tot een machtig volk.

Want de Here zal Israël opnieuw zegenen en haar woestijnen laten bloeien. Haar troosteloze wildernis zal mooi worden als de tuin van Eden. Vreugde en blijdschap, dankbaarheid en heerlijke liederen zullen daar de boventoon voeren. Luister naar Mij, mijn volk, luister, Israël, want van Mij gaat onderwijzing uit en de waarheid die Ik doe kennen, verlicht de volken. Mijn heil en gerechtigheid zijn in aantocht, uw redding is nabij. Ik zal de volken regeren, zelfs de eilanden verwachten Mij en verlangen naar mijn krachtig optreden. Kijk omhoog naar de hemel en naar de aarde onder uw voeten, want de hemel zal als rook verdwijnen, de aarde verslijt als een kledingstuk en de aardbewoners zullen als vliegen sterven. Maar mijn redding geldt voor eeuwig, mijn rechtvaardig bewind zal nooit sterven of eindigen. Luister naar Mij, u die het verschil tussen goed en kwaad kent en die mijn wet in uw hart draagt. Wees niet bang voor verachting door de mensen of voor hun bespottingen. Want de mot zal hen vernietigen als kledingstukken, de worm zal hen opeten als wol, maar mijn gerechtigheid en heil zullen eeuwig duren, mijn reddend heil van generatie op generatie.

Toon op dit moment uw kracht, o Here. Laat U zien als in de dagen van weleer toen U Egypte, de draak van de Nijl, versloeg. 10 Bent U vandaag niet dezelfde machtige God die de zee drooglegde en er een pad doorheen maakte voor hen die U had bevrijd? 11 Zo zullen al de vrijgekochten van de Here naar Sion huiswaarts kunnen gaan, liederen van eeuwige vreugde zingend. In de stad zullen zorgen en verdriet tot het verleden behoren, alleen vreugde en blijdschap zullen daar heersen.

12 Ik, Ik ben het die u troost en deze vreugde geeft. Waarom bent u bang voor gewone stervelingen? Die verdorren als gras en verdwijnen. 13 Dat komt omdat u de Here, uw maker, vergeet. Hij heeft de sterren over de hemel verspreid en de aarde gemaakt. Blijft u bang voor onderdrukking door mensen en leeft u de hele dag in angst voor hun woede? Waar zijn die belagers en hun woede dan? 14 Binnenkort, al heel snel, zult u, gevangenen, worden vrijgelaten. De kerker, verhongering en dood zullen uw lot niet zijn. 15 Want Ik ben de Here uw God, de Here van de hemelse legers, die dwars door de zee voor u een pad maakte, een droge doorgang tussen de hoge golven. 16 En Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en Ik bracht u in veiligheid, geborgen in de holte van mijn hand. Ik plantte de hemelen op hun plaats en vormde de hele aarde. Ik zeg tegen Israël: ‘U bent mijn volk!’ 17 Word wakker, word wakker, Jeruzalem! U hebt genoeg gedronken uit de beker van Gods toorn. U hebt hem tot de laatste druppel leeggedronken en raakte geheel bedwelmd. 18 Geen van haar zonen heeft het overleefd om haar te helpen of te vertellen wat zij moet doen. 19 Deze twee dingen troffen u: vertwijfeling en verwoesting. Ja, honger en het zwaard. Wie van uw vrienden is overgebleven? Wie zal u nu nog troosten? 20 Want uw zonen zijn bezweken en liggen in de straten, hulpeloos als wilde geiten die in een valkuil zijn gelopen. De Here heeft zijn toorn en bestraffing over hen uitgegoten. 21 Maar luister, onderdrukten—vol zorgen en wankelend, maar niet van de sterke drank— 22 want dit zegt de Here uw God, die voor zijn volk zorgt: ‘Kijk, Ik neem de vreselijke beker uit uw handen, u hoeft niet langer van mijn toorn te drinken, het is voorbij. 23 Maar Ik zal die beker in handen geven van hen die u martelden en uw zielen in het stof vertrapten en die over u heen liepen.’

De mensen hoeven niet bang te zijn voor hun vijanden als de Machtige God hen beschermt

51 De Heer zegt: "Als je verlangt naar rechtvaardigheid, als je verlangt naar Mij, luister dan naar Mij. Kijk eens naar de rots waaruit jullie gehakt zijn. Kijk eens naar de put waaruit jullie opgegraven zijn. Ik bedoel jullie voorouders Abraham en Sara, uit wie jullie zijn ontstaan. Ik riep Abraham toen hij nog geen kinderen had. Ik was goed voor hem en maakte hem tot een groot volk.

Ik zal Jeruzalem troosten. Ik zal de mensen troosten die daar tussen de puinhopen wonen. Ik zal de stad weer als het paradijs maken, als de tuin van de Heer. De stad zal weer vol blijdschap en vreugde zijn, vol dankliederen en muziek.

Mijn volk, luister naar Mij. Spits je oren. Want Ik zal mijn wet geven. Ik zal rechtspreken. Dat zal een licht voor de volken zijn. Binnenkort zal Ik jullie redden. Mijn redding is onderweg. Ik zal rechtspreken over de volken. De landen langs de kust zullen op Mij vertrouwen. Ze zullen er op vertrouwen dat Ik hen help en red.

Kijk naar de hemel boven. Kijk naar de aarde beneden. De hemel zal verdwijnen als rook. De aarde zal verslijten als een kledingstuk. De bewoners van de aarde sterven als vliegen. Maar mijn redding zal voor eeuwig duren en mijn overwinning zal voor eeuwig blijven bestaan.

Mijn volk, jullie kennen mijn rechtvaardigheid. Jullie kennen mijn wet in jullie hart. Luister nu naar Mij. Wees niet bang voor de spot en de schande van mensen. Wees niet bang als ze jullie uitlachen. Want zij zullen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Maar Ik ben voor eeuwig rechtvaardig. Mijn redding blijft door de eeuwen heen bestaan."

Jesaja zegt: Word wakker, Heer! Word wakker! Grijp uw wapens, Heer! Kom voor ons op, zoals vroeger in de tijd van onze verre voorouders. U heeft toen het monster Rahab neergestoken.[a] U heeft de zeedraak gedood. 10 U heeft de waterdiepten laten opdrogen. U heeft de zee veranderd in een weg voor de mensen die U wilde redden. 11 Zo zullen ook de mensen die door U zijn vrijgekocht, jubelend naar Jeruzalem terugkomen. Ze zullen voor eeuwig stralen van vreugde. Ze zullen één en al blijdschap zijn. Verdriet en gezucht zullen wegvluchten.

12 De Heer zegt: "Ik, Ik ben het die jullie troost, bewoners van Jeruzalem! Waarom zijn jullie zo bang voor een sterfelijk mens? Een mens die uiteindelijk net zo snel verdwijnt als het gras? 13 Jullie vergeten Mij, de Heer, jullie Maker, die de aarde stevig neerzette en de hemel als een tent daarboven opzette. Jullie zijn de hele dag bang. Bang voor het geweld van de vijand wanneer hij op weg is om jullie te vernietigen! Maar waar is het geweld van de vijand? 14 Snel zullen de gevangenen uit de kerker worden bevrijd. Ze zullen niet in het dodenrijk terechtkomen. Ze zullen nergens gebrek aan hebben. 15 Want Ik ben jullie Heer God. Ik splijt de zee, zodat de golven bruisen en schuimen. Mijn naam is: Heer van de hemelse legers. 16 Ik geef jullie mijn woorden. Ik bedek jullie met mijn hand om jullie te beschermen. Ik, die de hemel opzet als een tent en de aarde stevig neerzet, zeg tegen de bewoners van Jeruzalem: Jullie zijn mijn volk.

17 Word wakker, Jeruzalem, word wakker, sta op! Je hebt de wijnbeker met mijn straf tot op de bodem leeggedronken. 18 Van al je bewoners was er niemand die jou goed leiding gaf. Niemand van hen zorgde goed voor jou. 19 Dit is er met je gebeurd: verwoesting en ellende, honger en geweld. Niemand heeft medelijden met je. Hoe kan Ik je troosten? 20 Je bewoners liggen gewond en verslagen in de straten, als dieren in een valkuil. Ze zijn neergeslagen door mijn woede.

21 Jeruzalem, je bent er slecht aan toe! Je wankelt alsof je dronken bent, maar je bent niet dronken van wijn. Luister nu goed! 22 Dit zegt je Heer God, die zijn volk in zijn rechtszaak zal verdedigen: Ik neem de beker met de wijn van mijn straf weer uit je hand. Je hoeft er niet langer uit te drinken. 23 Ik zal hem nu aan je vijanden geven. Ik zal hem geven aan de mensen die tegen je zeiden: 'Ga op de grond liggen zodat we je kunnen vertrappen.' En je liet over je heenlopen, alsof je rug de straat was voor de mensen die daarover wilden gaan."

Footnotes

  1. Jesaja 51:9 'Rahab' betekent 'chaos'. Hiermee wordt Egypte bedoeld. Rahab was in oude verhalen het monster van de chaos (Handboek bij de Bijbel, derde druk 1977, p. 321)