Add parallel Print Page Options

De ontfermende liefde van God

63 Wie komt daar vanuit Edom aan, uit de stad Bosra, in zijn prachtige donkerrode kledij? Wie is dat in zijn koninklijke gewaden, rustig voortlopend met grootse kracht? ‘Ik ben het, de Here, die uw heil aankondigt, degene die de macht heeft u te redden!’ ‘Waarom is uw kleding zo rood als van iemand die in de wijnpers de druiven uitperst?’ ‘Ik heb de wijnpers alleen getreden. Er was niemand die Mij hielp. In mijn toorn heb Ik mijn vijanden als druiven vertrapt. In mijn toorn vertrapte Ik mijn tegenstanders. U ziet hun bloed op mijn kleding. Want de tijd is aangebroken dat Ik mijn volk moet wreken, het uit de handen van zijn onderdrukkers moet verlossen. Ik keek maar niemand kwam het te hulp, Ik was verbaasd en geschokt. Daarom voerde Ik de wraak alleen uit, zonder hulp velde Ik de vonnissen. Ik vernietigde de heidense volken in mijn toorn, Ik bracht hen aan het wankelen en liet hen neerstorten.’

Ik zal vertellen over de ontfermende liefde van God. Ik zal Hem loven voor alles wat Hij heeft gedaan, ik zal mij verheugen over zijn goedheid tegenover Israël die Hij haar betoonde in zijn genade en liefde.

Hij zei: ‘Zij zijn toch van Mij, mijn eigen kinderen zullen mijn vertrouwen niet opnieuw beschamen.’ En Hij werd hun redder. In al hun onderdrukking werd Hij Zelf onderdrukt en Hij redde hen in eigen persoon. In zijn liefde en medelijden verloste Hij hen, tilde hen op en droeg hen door de jaren heen. 10 Maar zij kwamen in opstand tegen Hem en deden zijn Heilige Geest verdriet. Daarom werd Hij hun vijand en vocht Hij persoonlijk tegen hen.

11 Toen herinnerden zij zich de dagen van weleer, toen Gods dienaar Mozes zijn volk uit Egypte wegleidde en zij riepen: Waar is Hij die Israël door de zee voerde, met Mozes als hun herder? Waar is de God die zijn Heilige Geest stuurt om onder zijn volk te wonen? 12 Waar is Hij wiens machtige kracht de zee voor hen splitste, toen Mozes zijn hand ophief en zijn reputatie voor eeuwig vestigde? 13 Wie leidde hen over de bodem van de zee? Net als paarden die door de woestijn rennen, struikelden zij niet. 14 Als grazend vee in de dalen, zo gaf de Geest van de Here hun rust. O Here, op die manier bezorgde U Zichzelf een geweldige naam. 15 Kijk vanuit de hemel neer en zie ons vanuit uw heilige, glorieuze verblijfplaats. Waar is uw liefde voor ons die U altijd liet zien? Waar zijn nu uw kracht, uw genade en uw medelijden? 16 U bent immers nog steeds onze Vader! Abraham en Jakob kennen ons niet, maar U blijft onze vader, onze verlosser van oudsher. 17 O Here, waarom liet U ons afdwalen van uw wegen in onze onbuigzaamheid, zodat wij zondigden en ons tegen U keerden? Kom terug en help ons, want wij, die uw eigendom zijn, hebben U zo nodig. 18 Hoe kort hebben wij Jeruzalem maar in bezit gehad! En nu hebben onze vijanden haar verwoest. 19 O God, waarom behandelt U ons alsof wij uw volk niet zijn, als een heidens volk dat U nooit ‘Here’ noemde?

Gods straf voor de vijanden van Jeruzalem

63 Jesaja vraagt: Wie komt daar uit Bozra in Edom? Wie komt daar in rode kleren? Wie loopt daar, zo schitterend, zo sterk en zo machtig? De Heer antwoordt: "Ik ben het: de Heer. Ik breng rechtvaardigheid. Ik heb de macht om te redden."

Jesaja vraagt: Waarvan zijn uw kleren zo rood? Ze zijn zo rood als de kleren van iemand die druiven in de druivenpers heeft uitgeperst!

De Heer antwoordt: "Ik heb de druiven geperst, helemaal alleen. Geen volk heeft Mij geholpen. Ik plette de volken alsof ze druiven waren. Ik vertrapte hen in mijn woede. Hun bloed spatte op mijn kleren zodat ze helemaal vuil geworden zijn. Dit was de dag van mijn straf, de dag dat Ik mijn volk zou bevrijden. Ik keek rond, maar niemand kwam helpen. Ik was geschokt dat niemand te hulp kwam. Daarom kwam Ik Zelf, gedreven door mijn woede. En Ik vertrapte de volken in mijn woede. Ik voerde hen dronken[a] en liet hun bloed op de grond stromen."

Jesaja zegt: Ik zal de mensen vertellen hoe goed de Heer is. Ik zal hun vertellen wat een machtige dingen Hij voor ons heeft gedaan. Hij is zó goed geweest voor het volk Israël! Hij zei: 'Ze zijn toch mijn volk, mijn kinderen. Ze zullen Me toch niet verlaten?' Daarom heeft Hij hen gered. In al hun ellende leed Hij met hen mee. En de Engel van de Heer heeft hen gered. Vanwege zijn liefde en zijn medelijden heeft Hij hen bevrijd. Hij droeg hen op zijn arm, al die jaren, van het begin af aan.

10 Maar ze werden koppig en ongehoorzaam. Ze kwetsten zijn Heilige Geest. Daarom werd Hij hun vijand en streed Hij tegen hen. 11 Toen dacht het volk aan de tijd van Mozes[b] en zei: 'Waar is Hij die zijn volk met zijn leiders door de zee meenam als een kudde? Waar is Hij die met zijn Heilige Geest bij hen woonde? 12 Waar is Hij die in zijn stralende macht en majesteit naast Mozes meeging? Waar is Hij die voor hen het water in tweeën deelde zodat Hij voor altijd beroemd zou worden? 13 Waar is Hij die hen door de diepe zee leidde zoals je een paard door de woestijn leidt, zonder dat iemand struikelde? 14 Gods Geest gaf hen rust, zoals vee rust vindt in het groene dal.' Heer, zo heeft U uw volk geleid en zo bent U beroemd geworden.

Jesaja's gebed om redding

15 Jesaja zegt: Heer, kijk omlaag uit uw hemel. Kijk vanuit uw heilige, prachtige paleis naar beneden. Waar is uw vurige liefde voor ons? Waar is uw macht? Waar is uw medelijden met ons? Volgens mij geeft U niets meer om ons. 16 Toch bent U onze Vader. Want Abraham weet niets van ons af en Jakob kent ons niet. Ú, Heer, bent onze Vader.[c] U bent altijd onze Redder geweest. 17 Heer, waarom laat U ons wegdwalen? Waarom maakt U ons koppig en ongehoorzaam, zodat we geen ontzag meer voor U hebben? Kom alstublieft weer terug bij uw dienaren, de stammen van uw volk. 18 Het land is maar een korte tijd eigendom van uw volk geweest. Onze vijanden hebben uw heiligdom vertrapt. 19 We verschillen nu helemaal niets meer van de andere volken, de volken waarover U nooit Koning bent geweest en waarmee U nooit een verbond heeft gesloten. (lees verder)

Footnotes

  1. Jesaja 63:6 God maakte hen dronken van de wijn uit de beker met Gods straf. Vergelijk dit met Jesaja 51:17.
  2. Jesaja 63:11 Ook kan: 'Toen dacht Hij aan de tijd van Mozes.'
  3. Jesaja 63:16 Abraham en Jakob zijn voorvaders van het volk Israël. Maar Jesaja vindt dat eigenlijk alleen God Israëls Vader is, omdat alleen Hij voor zijn volk zorgt. Hij kent zijn volk, terwijl Abraham en Jakob niet van hun bestaan weten.

God’s Day of Vengeance and Redemption

63 Who is this coming from Edom,(A)
    from Bozrah,(B) with his garments stained crimson?(C)
Who is this, robed in splendor,
    striding forward in the greatness of his strength?(D)

“It is I, proclaiming victory,
    mighty to save.”(E)

Why are your garments red,
    like those of one treading the winepress?(F)

“I have trodden the winepress(G) alone;
    from the nations no one was with me.
I trampled(H) them in my anger
    and trod them down in my wrath;(I)
their blood spattered my garments,(J)
    and I stained all my clothing.
It was for me the day of vengeance;(K)
    the year for me to redeem had come.
I looked, but there was no one(L) to help,
    I was appalled that no one gave support;
so my own arm(M) achieved salvation for me,
    and my own wrath sustained me.(N)
I trampled(O) the nations in my anger;
    in my wrath I made them drunk(P)
    and poured their blood(Q) on the ground.”

Praise and Prayer

I will tell of the kindnesses(R) of the Lord,
    the deeds for which he is to be praised,
    according to all the Lord has done for us—
yes, the many good things(S)
    he has done for Israel,
    according to his compassion(T) and many kindnesses.
He said, “Surely they are my people,(U)
    children who will be true to me”;
    and so he became their Savior.(V)
In all their distress he too was distressed,
    and the angel(W) of his presence(X) saved them.[a]
In his love and mercy he redeemed(Y) them;
    he lifted them up and carried(Z) them
    all the days of old.(AA)
10 Yet they rebelled(AB)
    and grieved his Holy Spirit.(AC)
So he turned and became their enemy(AD)
    and he himself fought(AE) against them.

11 Then his people recalled[b] the days of old,
    the days of Moses and his people—
where is he who brought them through the sea,(AF)
    with the shepherd of his flock?(AG)
Where is he who set
    his Holy Spirit(AH) among them,
12 who sent his glorious arm(AI) of power
    to be at Moses’ right hand,
who divided the waters(AJ) before them,
    to gain for himself everlasting renown,(AK)
13 who led(AL) them through the depths?(AM)
Like a horse in open country,
    they did not stumble;(AN)
14 like cattle that go down to the plain,
    they were given rest(AO) by the Spirit of the Lord.
This is how you guided your people
    to make for yourself a glorious name.

15 Look down from heaven(AP) and see,
    from your lofty throne,(AQ) holy and glorious.
Where are your zeal(AR) and your might?
    Your tenderness and compassion(AS) are withheld(AT) from us.
16 But you are our Father,(AU)
    though Abraham does not know us
    or Israel acknowledge(AV) us;
you, Lord, are our Father,
    our Redeemer(AW) from of old is your name.
17 Why, Lord, do you make us wander(AX) from your ways
    and harden our hearts(AY) so we do not revere(AZ) you?
Return(BA) for the sake of your servants,
    the tribes that are your inheritance.(BB)
18 For a little while(BC) your people possessed your holy place,
    but now our enemies have trampled(BD) down your sanctuary.(BE)
19 We are yours from of old;
    but you have not ruled over them,
    they have not been called[c] by your name.(BF)

Footnotes

  1. Isaiah 63:9 Or Savior in their distress. / It was no envoy or angel / but his own presence that saved them
  2. Isaiah 63:11 Or But may he recall
  3. Isaiah 63:19 Or We are like those you have never ruled, / like those never called