Add parallel Print Page Options

Spreuken van Salomo (vervolg)

13 Als je wijs bent, luister je naar een waarschuwing.
Maar iemand die eigenwijs is, wil naar niemand luisteren.

Een goed mens zegt goede dingen en wordt daar zelf ook door gezegend.
Maar onbetrouwbare mensen overkomt alleen maar geweld.

Als je je tong beheerst, bewaar je je leven.
Maar als je je mond zijn gang laat gaan, loopt het slecht met je af.

Luie mensen verlangen van alles, maar krijgen nooit iets.
Maar ijverige mensen zullen meer dan genoeg hebben.

Goede mensen haten leugens.
Maar slechte mensen worden gehaat en komen bedrogen uit.

Door eerlijkheid blijf je op de goede weg.
Maar door slechtheid loopt het slecht met je af.

Sommige mensen leven alsof ze heel rijk zijn, terwijl ze niets hebben.
Anderen leven alsof ze arm zijn, terwijl ze heel rijk zijn.

Iemand die rijk is, wordt gedwongen om losgeld te betalen voor zijn leven.
Een arm mens wordt niet eens bedreigd.

Goede mensen zijn als een stralend licht.
Maar slechte mensen zijn als een olielamp die uitgeblazen wordt.

10 Mensen die denken alles te weten, veroorzaken ruzies.
Maar mensen die naar goede raad luisteren, zijn wijs.

11 Als je zomaar veel geld hebt gekregen, ben je dat ook snel weer kwijt.
Maar als je er zelf hard voor werkt, word je rijk.

12 Als je heel erg lang op iets blijft hopen, word je treurig.
Maar als je krijgt waar je naar hebt verlangd, geeft dat nieuw leven.

13 Als je niet luistert naar Gods woord, zal het slecht met je aflopen.
Maar als je er ontzag voor hebt, zal dat een beloning opleveren.

14 De woorden van een wijs mens brengen leven.
Ze redden je uit de valstrikken van de dood.

15 Als je wijs bent, houden de mensen van je.
Maar als je onbetrouwbaar bent, heb je veel moeilijkheden in je leven.

16 Een verstandig mens denkt altijd eerst goed na.
Een dwaas vertoont alleen maar dwaasheid.

17 Een onbetrouwbare boodschapper van de koning veroorzaakt ellende.
Maar een betrouwbare boodschapper brengt redding.

18 Als je niet naar goede raad luistert, word je getroffen door armoede en schande.
Maar als je naar een waarschuwing luistert, word je geprezen.

19 Een vervulde wens is heerlijk.
Maar een dwaas verlangt alleen maar naar het doen van slechte dingen.

20 Als je met wijze mensen omgaat, word je wijs.
Maar als je bevriend bent met dwazen, loopt het slecht met je af.

21 Slechte mensen worden achtervolgd door het kwaad.
Maar goede mensen worden beloond voor hun goede daden.

22 Zelfs de kleinkinderen van een goed mens zullen nog van hem erven.
Maar het geld van slechte mensen komt terecht bij goede mensen.

23 De akkers van de arme mensen zouden grote oogsten kunnen opleveren.
Maar door gebrek aan wijsheid wordt iemand toch arm.

24 Als je je kinderen nooit straft, houd je niet echt van hen.
Als je van je kinderen houdt, voed je hen van jongs af aan op.

25 Goede mensen hebben genoeg te eten.
Maar slechte mensen zullen honger lijden.

13 Een verstandige zoon luistert aandachtig naar zijn vaders lessen, maar een spotter slaat bestraffing in de wind.
Van wijze en vrome woorden zal ieder het goede gebruiken, maar trouwelozen staat geweld te wachten.
Wie zijn tong bedwingt, behoudt zijn leven, maar lichtvaardig spreken wordt bestraft.
De luiaard is wel begerig, maar krijgt niets. Een vlijtig mens kent echter overvloed.
De rechtvaardige mens haat leugens, maar de goddeloze maakt zich gehaat en zet zichzelf voor schut.
De gerechtigheid beschermt wie oprecht leven, maar zondaars komt hun goddeloosheid duur te staan.
Er zijn mensen die zich rijk voordoen, maar in werkelijkheid niets hebben. Anderen gedragen zich als armen, maar zijn in werkelijkheid rijk.
Het losgeld voor een welgestelde is zijn rijkdom, een arme kent zoʼn bedreiging niet.
Het geluk en de vreugde van de rechtvaardigen zullen steeds toenemen, terwijl de lamp van de goddelozen wordt gedoofd.
10 Door trots en stijfkoppigheid ontstaat veel ruzie, daarom getuigt het van wijsheid als men zich wil laten gezeggen en onderwijzen.
11 Oneerlijk verkregen vermogen kent geen lang leven, maar wie met ijverig werken zijn kost verdient, zal zijn bezit vermeerderen.
12 Lang moeten uitzien naar iets moois maakt het hart bedroefd, maar een vervulde wens doet leven als een levensboom.
13 Wie Gods woord en zijn lessen veracht, komt dat duur te staan. Maar wie daar eerbiedig ontzag voor koestert, zal worden beloond.
14 De lessen van een wijze zijn een bron van leven en helpen dodelijke vallen te ontlopen.
15 Een verstandig mens wordt gerespecteerd, maar iedereen mijdt trouweloze mensen.
16 Wie verstandig is, handelt voorzichtig en oordeelkundig, een zot spreidt louter dwaasheid ten toon.
17 Een onbetrouwbare bode zal het slecht vergaan, maar een trouw gezant is een zegen.
18 Wie niet van het goede onderwijs wil horen staat armoe en schande te wachten, maar wie zich laat berispen zal worden geëerd.
19 Een wens die vervuld wordt, is iets heerlijks, maar de zot verafschuwt het idee dat hij het kwade moet nalaten.
20 Wie met verstandige mensen omgaat, wordt verstandig. Wie met slechte mensen omgaat, vergaat het slecht.
21 De zondaars zullen hun straf niet ontlopen, maar de rechtvaardige mens wordt door God beloond.
22 Het bezit van een goed mens is een erfenis voor zijn kleinkinderen, maar dat van de zondaar is voor de rechtvaardige bestemd.
23 Het werk van de armen levert veel voedsel op, maar er zijn sommigen die door gebrek aan inzicht tekort komen.
24 Wie nooit straft, bederft zijn zoon. Maar wie zijn zoon liefheeft, straft hem reeds op jonge leeftijd.
25 De rechtvaardige eet en wordt verzadigd, maar de maag van de goddelozen blijft rammelen.

13 A wise son heeds his father’s instruction,
    but a mocker does not respond to rebukes.(A)

From the fruit of their lips people enjoy good things,(B)
    but the unfaithful have an appetite for violence.

Those who guard their lips(C) preserve their lives,(D)
    but those who speak rashly will come to ruin.(E)

A sluggard’s appetite is never filled,(F)
    but the desires of the diligent are fully satisfied.

The righteous hate what is false,(G)
    but the wicked make themselves a stench
    and bring shame on themselves.

Righteousness guards the person of integrity,
    but wickedness overthrows the sinner.(H)

One person pretends to be rich, yet has nothing;(I)
    another pretends to be poor, yet has great wealth.(J)

A person’s riches may ransom their life,
    but the poor cannot respond to threatening rebukes.(K)

The light of the righteous shines brightly,
    but the lamp of the wicked is snuffed out.(L)

10 Where there is strife, there is pride,
    but wisdom is found in those who take advice.(M)

11 Dishonest money dwindles away,(N)
    but whoever gathers money little by little makes it grow.

12 Hope deferred makes the heart sick,
    but a longing fulfilled is a tree of life.(O)

13 Whoever scorns instruction will pay for it,(P)
    but whoever respects(Q) a command is rewarded.(R)

14 The teaching of the wise is a fountain of life,(S)
    turning a person from the snares of death.(T)

15 Good judgment wins favor,
    but the way of the unfaithful leads to their destruction.[a]

16 All who are prudent act with[b] knowledge,
    but fools expose(U) their folly.(V)

17 A wicked messenger falls into trouble,(W)
    but a trustworthy envoy brings healing.(X)

18 Whoever disregards discipline comes to poverty and shame,(Y)
    but whoever heeds correction is honored.(Z)

19 A longing fulfilled is sweet to the soul,(AA)
    but fools detest turning from evil.

20 Walk with the wise and become wise,
    for a companion of fools suffers harm.(AB)

21 Trouble pursues the sinner,(AC)
    but the righteous(AD) are rewarded with good things.(AE)

22 A good person leaves an inheritance for their children’s children,
    but a sinner’s wealth is stored up for the righteous.(AF)

23 An unplowed field produces food for the poor,
    but injustice sweeps it away.

24 Whoever spares the rod(AG) hates their children,
    but the one who loves their children is careful to discipline(AH) them.(AI)

25 The righteous eat to their hearts’ content,
    but the stomach of the wicked goes hungry.(AJ)

Footnotes

  1. Proverbs 13:15 Septuagint and Syriac; the meaning of the Hebrew for this phrase is uncertain.
  2. Proverbs 13:16 Or prudent protect themselves through