Add parallel Print Page Options

Danklied voor God

12 Jesaja zegt: In die tijd zullen de mensen zeggen:

"Ik prijs U, Heer!
Want U was erg boos op mij, maar nu niet meer.
Nu troost U mij.
U bent mijn Redder.
Ik zal op U vertrouwen en niet meer bang zijn.
Want U bent mijn kracht en mijn lied.
U heeft mij gered."

Dan zal de Heer jullie bron van blijdschap zijn. En in die tijd zullen jullie zeggen:

"Dank de Heer! Aanbid Hem!
Vertel de volken wat Hij allemaal heeft gedaan.
Vertel dat Hij de machtige God is.
Zing voor de Heer, want Hij heeft geweldige dingen gedaan!
De hele wereld moet het weten.
Juich en jubel, bewoners van Sion,
want de geweldige en Heilige God van Israël woont bij jullie!"

Gods woorden over Babel

13 De Heer liet aan Jesaja zien wat er met Babel zal gebeuren.[a] Hij moest van de Heer tegen de mensen zeggen:

De Heer zegt: "Zet een vlag neer op een hoge heuvel, als teken voor de strijd. Roep de mensen samen. Steek je hand op als teken voor de aanval. Laat hen de paleispoorten van Babel binnenvallen. Ik heb mijn bevelen gegeven aan het volk dat Ik heb uitgekozen. Ik heb mijn helden de opdracht gegeven Babel voor Mij te straffen. Ze juichen van blijdschap over mijn kracht."

In de bergen klinkt het gedreun van een groot leger. Het is het lawaai van volken die zich hebben verzameld. De Heer van de hemelse legers verzamelt zijn legers. Ze komen uit een ver land, van het einde van de aarde. Ze zijn het wapen dat de Heer zal gebruiken om dat hele land (Babylonië) mee te straffen. Huil! Want de dag van Gods straf komt eraan! De Almachtige God komt met een verwoestende kracht die alles vernietigt. De mensen zullen verlamd zijn van angst. Ze zullen alle moed verliezen. Ja, ze zullen buikpijn hebben van angst. Radeloos zullen ze elkaar aankijken. De vlammen zullen hun uitslaan van angst.[b]

De dag van Gods straf staat voor de deur. Een verschrikkelijke dag waarop de woede van de Heer zichtbaar wordt. Hij zal het land verwoesten. De mensen die Hem niet gehoorzaamden, zullen worden vernietigd. 10 De sterren zullen geen licht meer geven. Bij zonsopkomst zal de zon zwart zijn. De maan zal niet meer schijnen. 11 De Heer zegt: "Ik ga de wereld straffen voor zijn slechtheid. Ik ga de mensen die zich niets van Mij aantrekken, vernietigen. Ik zal een einde maken aan de trots van die eigenwijze mensen. De machtige, wrede heersers zullen voor Mij moeten buigen. 12 Ik vernietig hen. Ik maak de mensen zo zeldzaam als goud, zo zeldzaam als zuiver goud uit Ofir. 13 De hemel zal schudden en de aarde zal beven als Ik mijn woede over de wereld uitstort. 14 De mensen zullen als opgejaagde herten en als schapen zonder herder op de vlucht slaan. Iedereen zal vluchten naar zijn eigen volk en zijn eigen land. 15 Iedereen die ontdekt wordt, wordt neergestoken. Iedereen die wordt gegrepen, wordt gedood. 16 Ze zullen zien hoe hun kinderen worden gedood, hun huizen leeggeroofd en hun vrouwen verkracht.

17 Let op, Ik stuur de Meden op Babel af. Ze geven niets om zilver. Goud interesseert hen niet. Ze laten zich met geen enkel bedrag omkopen tot vrede. 18 Hun bogen schieten jonge mannen neer. Ze hebben met niemand medelijden. Zelfs baby's en kinderen worden gedood. 19 En Babylonië, het mooiste van alle koninkrijken, het land waar alle Babyloniërs trots op waren, zal verwoest worden. Het zal net zo worden als Sodom en Gomorra toen die door God ondersteboven waren gekeerd. 20 Nooit zal er nog iemand wonen. Geen Arabier zal er zijn tent opzetten. Geen herder zal er met zijn kudde rondtrekken. 21 Er zullen alleen jakhalzen wonen. In de huizen zullen uilen wonen. Er zullen struisvogels lopen en duivelse geesten rondspringen. 22 In de burchten en prachtig versierde paleizen zullen allerlei wilde dieren wonen. Binnenkort gaat dit gebeuren. De dagen van Babel zijn geteld."

Het einde van de koning van Babel

14 Jesaja zegt: Want de Heer zal medelijden hebben met het volk Israël. Opnieuw zal Hij Israël uitkiezen. Opnieuw zal Hij het volk in zijn eigen land laten wonen. Dan zullen de vreemdelingen zich bij hen aansluiten. Ze zullen bij Israël willen horen. De volken zullen de Israëlieten komen halen en Israël naar zijn eigen plaats brengen. Ze zullen de slaven worden van de Israëlieten, in het land dat Israël van de Heer heeft gekregen. Zo zullen de volken die eerst de Israëlieten gevangen hadden genomen, nu zelf gevangenen zijn. Zo zullen de Israëlieten heersen over de volken die eerst over hen heersten. In die tijd zal de Heer een einde maken aan jullie verdriet en jullie slavernij. En dan zullen jullie een spotlied maken op de koning van Babel:

"Het is afgelopen met de onderdrukker!
Het is afgelopen met die gouden stad!
De Heer heeft de macht gebroken
van de mensen die zich niets van Hem aantrekken.
Hij heeft de macht gebroken
van de koningen die zonder ophouden en zonder medelijden de landen veroverden,
zonder dat iemand hen kon tegenhouden.
Maar nu heeft de hele aarde rust.
Iedereen juicht en is blij.
Zelfs de cipressen zijn blij met de vrede,
samen met de cederbomen van de Libanon.
Ze zeggen: 'Sinds jij bent neergeslagen,
komt niemand ons meer omhakken.'
Het dodenrijk is in rep en roer om je te ontvangen, koning van Babel!
De geesten van mensen die allang dood zijn,
worden voor jou wakker gemaakt.
De geesten van gestorven koningen staan op van hun troon.
10 Ze heten je welkom met de woorden: 'Jij bent nu net als wij je kracht kwijt.
Je bent nu één van ons.
11 Je rijkdom en je muziek zijn met jou verdwenen.
Voortaan zijn wormen je matras en larven je deken.'
12 Morgenster, zoon van het ochtendlicht, wat ben je diep gevallen!
Jij die over de volken heerste, bent neergeslagen.
13 En je dacht nog wel: 'Ik zal opstijgen naar de hemel,
en hoog boven de sterren[c] van God mijn troon neerzetten.
Ik zal op mijn troon zitten op de berg
waar de engelen voor de troon van God samenkomen,
ver in het noorden.
14 Ik zal hoog boven de wolken op mijn troon zitten.
Ik zal net zo machtig zijn als de Allerhoogste God.'
15 Maar wat is er van je geworden?
Je bent in het dodenrijk neergestort,
in het diepst van de aarde!
16 Wie jou nu zien, kijken verbaasd naar je.
Ze denken: 'Is dit nu de man voor wie de hele wereld bang was?
Is dit de man voor wie de koningen beefden?
17 Die de wereld veranderde in een wildernis?
Die alle steden verwoestte?
Die nooit een gevangene naar huis terug liet gaan?'
18 De koningen van de aarde worden allemaal in een schitterend graf begraven.
19 Maar jij bent ver van je graf neergegooid,
weggesmeten als een rotte tak,
in een kuil bedolven onder lijken van gedode krijgers,
vertrapt als een dood dier.
20 Je bent niet begraven bij de koningen,
omdat je je eigen land hebt verwoest
en je eigen volk hebt gedood.
Over je kinderen, jij schurk, zal niet eens worden gesproken.
21 Maak een slachtbank klaar om ze te doden,
om ze te straffen voor de slechtheid van hun vader.
Nooit mogen zij de kans krijgen om de aarde te veroveren
en de wereld vol te bouwen met hun steden."

22 "Zo zal Ik Babel straffen," zegt de Heer van de hemelse legers. "Ik zal Babel met wortel en tak uitrukken. Niemand zal overblijven, helemaal niemand. De naam zal worden vergeten. 23 Ik zal er een moerasland van maken, met alleen nog watervogels. Ik zal het land leeg vegen met mijn alles-verwoestende bezem, zegt de Heer van de hemelse legers.

24 Ik zweer dat Ik zal doen wat Ik van plan was. Zoals Ik het heb besloten, zo zal het ook gebeuren, zegt de Heer van de hemelse legers. 25 Ik zal Assurs macht in mijn land vernietigen. Ik zal Assur vertrappen op mijn bergen. Dan zal het juk dat Assur op de schouders van mijn volk had gelegd, worden weggehaald. Mijn volk zal niet langer door Assur onderdrukt worden."[d]

26 Dit is wat de Heer heeft besloten over dat hele volk. Dit is wat de Heer zal doen met alle volken. 27 Want de Heer van de hemelse legers heeft het besloten. Wie kan Hem nog van gedachten laten veranderen? Dit is wat Hij gaat doen. Wie kan Hem nog tegenhouden?

Gods woorden over de Filistijnen

28 Jesaja zegt: In het jaar dat koning Achaz van Juda stierf, moest ik van de Heer zeggen:

29 "Filistea, juich maar niet over Achaz' dood! Want koning Achaz, de stok waarmee Ik jullie sloeg, is wel vernietigd, maar zijn zoon is nog gevaarlijker.[e] De koning was een slang, maar zijn zoon is een adder, en uit de adder wordt een draak geboren! 30 De allerarmste mensen van mijn volk zullen veilig wonen en te eten hebben. Maar júllie, Filistijnen, zullen sterven van de honger! En de mensen die de hongersnood overleven, zullen door hem worden gedood. 31 Huil, wijze mannen in de stadspoorten! Schreeuw, bewoners van de stad! Beef van angst, Filistea! Want uit het noorden komt in een enorme stofwolk een groot leger aan. Dat hele leger rukt vast aaneen gesloten tegen jullie op.

32 Wat voor antwoord zullen de boodschappers krijgen die jullie hebben gestuurd? Dit: de Heer zorgt dat Jeruzalem stevig blijft staan. De arme mensen van zijn volk zullen veilig zijn binnen de muren."

Footnotes

  1. Jesaja 13:1 Sommige delen hiervan zijn al werkelijkheid geworden. Maar ook is er een 'tweede laag' aanwezig van dingen die nog steeds moeten gebeuren. Hoofdstuk 13 vers 19 tot 21 en hoofdstuk 14 vers 2 en 3 zijn bijvoorbeeld nog niet gebeurd. Daar wordt met 'Babylonië' niet werkelijk het vroegere land Babylonië bedoeld, maar een machtig land aan het eind van de tijd. Lees Openbaring 16:19 en Openbaring 18.
  2. Jesaja 13:8 Dit is te lezen in Daniël 5:1, 5, 25-30. De stad Babel werd onverwachts, in één nacht, veroverd door het leger van Medië en Perzië. Maar vanaf vers 9 lijkt het te gaan over het eind van de tijd.
  3. Jesaja 14:13 Met 'sterren' worden in de bijbel vaak engelen bedoeld.
  4. Jesaja 14:25 Assur bestond inmiddels al niet meer, want het was veroverd door Babylonië. Waarschijnlijk wordt ermee bedoeld dat God een einde zal maken aan de gevangenschap van de bevolking van het koninkrijk Israël en dat de bevolking op een dag terug zal komen naar Israël.
  5. Jesaja 14:29 Koning Hizkia van Juda verwoestte de dorpen en steden van de Filistijnen. De 'draak' die daarna komt, zou dan koning Hizkia's zoon Manasse kunnen zijn, die veel slechte dingen deed. Lees 2 Koningen 18:8 en 2 Koningen 21:1 en 12. Maar hier kan ook een 'tweede laag' bedoeld zijn, die gaat over het eind van de tijd. Want God zegt dat Jeruzalem stevig zal blijven staan, terwijl Jeruzalem in Jesaja's tijd helemaal verwoest werd. Vergelijk met de strijd in Openbaring 20:7-10.

Slot

13 Ik kom nu voor de derde keer naar jullie toe, en dus is het waar wat ik zeg. Want het is net als in de rechtspraak: als twee of drie mensen hetzelfde vertellen over iets wat er gebeurd is, dan is het waar. Toen ik voor de tweede keer bij jullie was, heb ik de mensen gewaarschuwd die nog steeds ongehoorzaam waren aan God. Ook de anderen heb ik gewaarschuwd. En nu ik nog niet bij jullie ben, waarschuw ik hen opnieuw. Als ik terugkom, zal ik hen bestraffen als dat nodig is. Jullie zoeken nu eenmaal het bewijs dat Christus door mij spreekt. Ik zal jullie laten zien dat Hij niet zwak maar sterk is in de manier waarop Hij met jullie omgaat. Eerst werd Hij als een zwak mens gekruisigd. Maar nu leeft Hij door de kracht van God. Zo zijn ook wij als mens zwak in Hem. Maar voor jullie leven we met Hem uit de kracht van God.

Ga bij jezelf eens na of jullie wel vanuit je geloof leven. Weten jullie wel zeker dat Christus in jullie is? Als Hij niet werkelijk in jullie is, worden jullie afgekeurd. Maar ik hoop dat jullie zullen zien dat wij niet afgekeurd zijn. Ja, we bidden God dat jullie Hem nooit ongehoorzaam zullen zijn. Niet omdat dan zal blijken dat wíj eerlijk en betrouwbaar zijn. Maar omdat júllie dan zullen doorgaan met het goede te doen, zelfs als het er op zou lijken dat wijzelf afgekeurd zijn. We kunnen niet tégen de waarheid strijden, maar alleen vóór de waarheid. Want wij zijn blij als jullie sterk zijn, ook als wij zelf zwak zijn. Ik wil zó graag dat jullie helemaal vol van Christus zullen zijn.

10 Daarom schrijf ik jullie deze dingen voordat ik kom. Dan hoef ik niet streng tegen jullie te zijn als ik straks bij jullie ben. Want de Heer heeft mij gezag gegeven om jullie geloof op te bouwen. (Ik wil het beslist niet afbreken!)

11 Tenslotte, broeders en zusters: wees blij! Zorg dat alles waarover ik geschreven heb in orde komt. Laat je bemoedigen in jullie geloof. Wees één met elkaar en maak geen ruzie. Dan zal de God van liefde en vrede bij jullie zijn. 12 Groet elkaar met een heilige kus. Jullie moeten de groeten hebben van alle gelovigen.

13 Ik bid dat de Heer Jezus Christus in alles goed voor jullie zal zijn. Ook dat jullie vol zullen zijn van de liefde van God en dat de Heilige Geest jullie in alles zal helpen.

Read full chapter

Psalm 57

Voor de leider van het koor. Op de wijs van: 'Dood mij niet'. Een prachtig lied van David, dat hij maakte toen hij voor Saul vluchtte en zich in een grot verborg.[a]

Heb alstublieft medelijden met mij,
God, heb medelijden en red mij!
Want ik kom bij U bescherming zoeken.
Ik wil onder uw vleugels schuilen tot het gevaar voorbij is.

Ik roep tot de Allerhoogste God.
Ik roep tot de God die alles voor me doet wat nodig is.
Hij zal me vanuit de hemel te hulp komen en mij redden.
Hij zal mijn vijanden vernietigen.
Hij laat me zien dat Hij vriendelijk is en trouw.
Het is alsof ik midden tussen de leeuwen lig.
Ze willen me verscheuren.
Hun tanden zijn zo scherp als speren en pijlen.
Hun tong is zo scherp als een zwaard.
God, laat tot in de hoogste hemel zien hoe machtig U bent!
Laat over heel de aarde zien hoe geweldig U bent!

Ze hadden voor mij een val opgezet.
Ze hadden me bijna gevangen.
Ze hadden een valkuil voor me gegraven.
Maar ze zijn er zelf in gevallen!
Nu ben ik veilig, God, ik ben gerust.
Ik zal dankliederen voor U zingen.
Ik wil muziek maken op de harp en de citer.
Ik zeg tegen mezelf: "Word wakker en zing!"
Ik zal 's morgens vroeg wakker worden om U te prijzen.
10 Ik wil U met mijn liederen prijzen, Heer.
Ik zal liederen over U zingen, voor alle volken.
11 Want zo hoog als de hemel is, zó groot is uw liefde.
Uw trouw komt tot aan de hoogste wolken.

Read full chapter

Footnotes

  1. Psalmen 57:1 Dit kan gaan over de keer dat David voor koning Saul was gevlucht naar de grot van Adullam. Lees 1 Samuel 22:1 en 2. David verborg zich meerdere keren met zijn mannen in grotten.

Doe geen moeite iets verstandigs tegen een dwaas te zeggen.
Hij waardeert je wijsheid toch niet.

10 Verleg niet de grenzen van de akkers die lang geleden door je voorouders zijn vastgesteld.[a]
Neem weeskinderen hun akkers niet af.
11 Want ze hebben een machtige Verdediger.
Hij zal voor hen opkomen.

Read full chapter

Footnotes

  1. Spreuken 23:10 Bij de verdeling van het land Kanaän had elke familie een eigen stuk grond toegewezen gekregen. De grenzen daarvan mochten nooit meer veranderd worden. Lees Deuteronomium 19:14.