Add parallel Print Page Options

Gods woorden over Jeruzalem

22 Jesaja zegt: Dit is wat de Heer me in het dal liet zien. Ik zag het vóór me, als in een droom.

Mensen, waarom klimmen jullie op de daken van jullie huizen? Wat is er aan de hand? Luister, jij rumoerige, levendige, vrolijke stad! Je bewoners zijn niet eervol met het zwaard gedood in de strijd! Nee, al je aanvoerders zijn laf gevlucht. En ze zijn door de boogschutters gevangen genomen. Iedereen die werd gevonden, werd gebonden, hoe ver hij ook was gevlucht. Daarom zeg ik: Laat me alleen, om te huilen. Probeer niet om me te troosten. Want de steden van mijn volk zijn verwoest. De Heer, de Heer van de hemelse legers, heeft gezorgd voor een dag van angst en verwarring en verwoesting.[a]

Dit is wat de Heer me in het dal liet zien: muren die neergehaald zijn. Geschreeuw dat tot in de bergen te horen is. Strijdwagens en ruiters met pijl en boog zijn uit Elam gekomen. Soldaten uit Kir lopen met ontblote schilden. Wagens zullen jullie prachtige dalen vullen. Ruiters zullen zich opstellen bij de poorten van de stad. De Heer zal Juda niet langer beschermen. In die tijd zullen jullie de wapens uit het paleis 'Bos van de Libanon' halen.[b] En jullie zullen zorgelijk kijken naar de vele scheuren in de muren van de 'Stad van David'.[c] Jullie zullen water verzamelen uit de benedenste vijver als voorraad. 10 Jullie zullen de huizen van Jeruzalem één voor één bekijken om te zien welke huizen jullie zullen afbreken. Want met die stenen willen jullie de muur versterken. 11 Jullie zullen een waterbak maken tussen de twee muren, om er het water van de Oude Vijver in te bewaren. Maar jullie willen niet om hulp vragen aan Hem die dit allemaal heeft veroorzaakt. Jullie gaan niet naar Hem die dit lang geleden al had besloten. 12 In die tijd zal de Heer jullie oproepen om te treuren en te huilen. Hij hoopt dat jullie je haar zullen afscheren en rouwkleren zullen aantrekken als teken van spijt. 13 Maar jullie luisteren er niet naar. Jullie gaan door met feestvieren met veel vlees en wijn. Jullie slachten maar koeien, doden maar schapen en drinken maar wijn. Jullie zeggen: 'Laten we eten en drinken, want het leven is maar kort!' 14 Maar de Heer van de hemelse legers heeft mij laten weten: "Hiervoor zullen ze hun hele leven geen vergeving krijgen, zegt de Heer, de Heer van de hemelse legers."

Gods woorden over aanvoerder Sibna

15 Dit zei de Heer van de hemelse legers tegen mij: "Ga naar hofmaarschalk Sibna. Zeg tegen hem: 16 Wie denkt u dat u bent, en wat denkt u dat u bent, dat u een prachtig graf voor uzelf hier in de rotsen laat uithakken? 17 De Heer zal u met een grote zwaai wegslingeren, zoals een mens iets ver weg gooit. En dan zal Hij u bedekken. 18 Hij zal u oppakken als een bal en u wegslingeren naar een ver en groot land. Daar zult u sterven. En daar zullen uw mooie strijdwagens terechtkomen. Want u bent een schande voor uw koning! 19 Daarom zal Ik u uw baan afnemen. Ik zal u ontslaan.

20 En dan zal Ik mijn dienaar Eljakim roepen, de zoon van Hilkia. 21 Ik zal uw taak aan hém geven. Hij zal de kleren en de gordel van een hofmaarschalk mogen dragen. Hij zal het werk mogen doen dat u tot dan toe deed. Hij zal als een vader zorgen voor de bewoners van Jeruzalem en voor het volk van Juda. 22 Ik zal hem de sleutel van het koninkrijk van David geven. Als hij opendoet, kan niemand sluiten. Als hij sluit, kan niemand opendoen.[d] 23 Ik zal hem stevig doen staan, zo stevig als een spijker in de muur. Zijn hele familie zal erdoor worden geëerd dat hij dit werk mag doen. 24 Maar de grote verantwoordelijkheid zal op hem drukken. Zijn hele familie zal aan hem trekken en hangen. Ze zullen zijn als potten, kruiken en pannen die met z'n allen aan één spijker worden gehangen. 25 In die tijd zal de spijker, die zo stevig in de muur zat, het niet houden. Hij zal losraken, afbreken en vallen. Zo zal ook Eljakim vallen. En alles wat aan de spijker hing, zal breken. De Heer van de hemelse legers heeft het gezegd en Hij zal het ook doen."

Gods woorden over Tyrus en Sidon

23 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Tyrus.

Huil, zeelui die naar Tarsis[e] varen! Want jullie thuishaven Tyrus is verwoest. Er is geen huis meer over. Er woont niemand meer. Bij Chittim (= Cyprus) hoorden jullie het nieuws. Wees stil van schrik, bewoners van het eiland! Want jullie zijn rijk geworden dankzij de handelaren uit Sidon die over de zeeën varen. Over de Grote Zee kwam er graan uit Sichor. Jullie leefden van de oogst die uit Egypte kwam. Tyrus deed zaken met alle volken. Sidon, schaam je. Want er woont niemand meer in je. Zonder jouw bewoners voelt de zee zich kinderloos[f] en zegt: "Het is net alsof ik nooit kinderen gehad heb." Het is alsof je nooit hebt bestaan. Als de mensen horen wat er met Tyrus is gebeurd, zullen ze geschokt zijn. Net zo geschokt als toen ze het nieuws hoorden over de verwoesting van Egypte.[g]

Vlucht naar Tarsis en huil, bewoners van het eiland! Wat is er over van jullie levendige stad? Die stad die al zó lang bestond? De stad waarvan de bewoners naar verre landen gingen om daar handel te drijven? De handelaren van Tyrus hoorden bij de belangrijkste mensen op aarde! Wie heeft ervoor gezorgd dat het zó met het machtige Tyrus is afgelopen? De Heer van de hemelse legers heeft dit gedaan. Hij besloot om een einde te maken aan al die trotse rijkdom. Hij besloot om al die machtige mensen te vernederen.

10 Bewoners van Tarsis, zwerm maar uit over het land, zoals de Nijl in Egypte het land overspoelt. Er is niets meer wat jullie nog tegenhoudt. 11 De Heer heeft zijn hand uitgestrekt over de zee. Koninkrijken maakte Hij aan het beven. De Heer heeft het bevel gegeven om de burchten in Kanaän[h] te verwoesten. 12 Hij zei: "Sidon, arme stad! Je zal niet meer vrolijk en blij zijn. Vaar maar naar Chittim, maar je zal er geen rust vinden. 13 Kijk naar het land van de Babyloniërs. Dat land, en niet Assur, heeft Tyrus helemaal verwoest. Nu leven er alleen nog maar woestijndieren. Babel bestormde de muren, verwoestte de burchten. Nu zijn er alleen nog puinhopen. 14 Huil, zeelui die naar Tarsis varen, want jullie burcht Tyrus is verwoest."[i]

15 Tyrus zal 70 jaar lang worden vergeten, net zo lang als één koning regeert. Aan het eind van die 70 jaar zal het met Tyrus net zo gaan als met de hoer in het liedje. 16 Over die hoer wordt gezongen: "Maak muziek, ga rond door de stad, vergeten hoer! Speel maar mooi, zing maar veel, misschien willen de mannen je weer hebben." 17 Net zo zal de Heer er aan het eind van die 70 jaar voor zorgen dat alle koninkrijken op aarde weer handel willen drijven met Tyrus. Tyrus zal weer met allerlei steden en landen een verbond sluiten. 18 Maar alle winst die Tyrus daarmee zal maken, zal voor de Heer zijn. Het zal niet worden opgeslagen. Het zal zijn voor de mensen die dicht bij de Heer leven. Ze zullen er eten en kleren van kopen.

God straft het land Israël

24 Jesaja zegt: Let op, de Heer verwoest het land. Hij maakt het land helemaal leeg. Hij jaagt de bewoners uit elkaar. Hij zal iedereen hetzelfde behandelen: met iedereen loopt het slecht af. Met priesters en gewone mensen, heren en knechten, meesteressen en slavinnen, verkopers en kopers, mensen die lenen en mensen die uitlenen, mensen die nog geld moeten betalen en mensen die nog geld moeten krijgen. Het land zal helemaal verwoest en leeggeroofd worden. De Heer heeft het gezegd en Hij zal het ook doen.

Het land treurt en verdroogt. Alles verdort. Zelfs de rijke mensen verhongeren. Want het land is door de bewoners bedorven. Dat komt doordat ze zich niet aan Gods wetten hebben gehouden. Ze hebben God niet gehoorzaamd. Ze hebben het eeuwige verbond met God verbroken. Daarom is het land vervloekt. De mensen die er wonen, zullen sterven. De bewoners zullen verbrand worden en er zullen er maar weinig overblijven.

De wijnstruiken verdrogen. De druiven verschrompelen. De mensen die eerst zo blij waren, lopen nu te zuchten. Er wordt niet meer vrolijk gedanst op muziek. Er wordt niet meer gedronken en gezongen. De wijn is bitter geworden. 10 De verwoeste stad ligt in puin, de huizen zijn onbewoonbaar. 11 In de straten jammeren de mensen omdat er geen wijn meer is. Alle vrolijkheid is verdwenen. 12 De stad is één grote berg puin. De poortdeuren zijn stukgehakt. 13 Maar in dit land, tussen deze volken, zal een klein overblijfsel blijven bestaan. Net zoals na de olijvenoogst of druivenoogst nog een paar olijven of druiven aan de boom overblijven. 14 De mensen die overblijven, zullen juichen en jubelen over de hemelse macht en majesteit van de Heer, vanaf de zeekust tot in het hele land. 15 Prijs daarom van oost tot west de Heer, de God van Israël. 16 Over de hele wereld horen we mensen de Heer met liederen prijzen: 'Prijs de Heer, de rechtvaardige God.'

Maar ik zeg nu: "Help! Het is afgelopen met me! Ik verhonger!" Want de mensen zijn slecht. Ja, ze zijn door en door slecht. 17 Pas maar op, bewoners van het land! Het zal slecht met jullie aflopen! 18 Mensen die vluchten voor het gevaar, vallen in een kuil. En wie weer uit de kuil klimmen, komen in vangnetten terecht. Het zal vreselijk gaan regenen en er zal een zware aardbeving komen. 19 De aarde zal openbarsten, schudden en beven. 20 De aarde zal waggelen als een dronken man. De aarde zal schudden als een gammele hut in het veld. De aarde zal schudden onder Gods straf voor alle slechte dingen die de mensen hebben gedaan. De aarde zal bezwijken en niet meer opstaan.

21 In die tijd zal de Heer de machten van de geestelijke wereld en de koningen op de aarde straffen. 22 Ze zullen worden verzameld, zoals gevangenen samen in een kuil worden gezet. Ze zullen worden opgesloten in een kerker. Maar pas na lange tijd zullen ze hun straf krijgen. 23 Dan zullen de maan en de zon zich schamen als ze hun licht vergelijken met dat van de Heer. Want de Heer van de hemelse legers zal Koning zijn in Jeruzalem, op de berg Sion. De leiders[j] zullen delen in zijn schitterende hemelse macht en majesteit.

Footnotes

  1. Jesaja 22:5 Ongeveer 100 jaar nadat Jesaja dit had gezegd, werd Jeruzalem veroverd door koning Nebukadnezar.
  2. Jesaja 22:8 'Bos van de Libanon' was de naam van het paleis dat koning Salomo had gebouwd. Lees 1 Koningen 7:1.
  3. Jesaja 22:9 'Stad van David' was het gedeelte van Jeruzalem waar de burcht van Jeruzalem was en waar koning David vroeger zijn paleis had gebouwd. Lees 2 Samuel 5:7 en 9.
  4. Jesaja 22:22 Dit betekent dat de Heer hem een heel belangrijke plaats gaf. Hij had de hoogste macht in het koninkrijk. Vergelijk dit met Openbaring 3:7.
  5. Jesaja 23:1 Tarsis was waarschijnlijk de stad Tartessus in Spanje. Tyrus dreef handel met allerlei landen overzee.
  6. Jesaja 23:4 De stad Tyrus was gebouwd op een rots in de zee. Ook was het een volk van zeevaarders. Een zee zonder zeevaarders is als een moeder zonder kinderen.
  7. Jesaja 23:5 De verwoesting van Egypte wordt beschreven in Jesaja 19.
  8. Jesaja 23:11 Zoals Hij vroeger het bevel had gegeven de burchten van Kanaän te vernietigen, zo gaf Hij nu het bevel Tyrus en Sidon te verwoesten.
  9. Jesaja 23:14 Tyrus werd later verwoest door koning Nebukadnezar. Het bleef 70 jaar lang verwoest liggen. Daarna werd er een nieuwe stad gebouwd. Die werd 240 jaar later (in 332 vóór het jaar nul) veroverd en verwoest door Alexander de Grote van Griekenland.
  10. Jesaja 24:23 Lees ook Openbaring 5:10 en Openbaring 20:6.

A Prophecy About Jerusalem

22 A prophecy(A) against the Valley(B) of Vision:(C)

What troubles you now,
    that you have all gone up on the roofs,(D)
you town so full of commotion,
    you city of tumult(E) and revelry?(F)
Your slain(G) were not killed by the sword,(H)
    nor did they die in battle.
All your leaders have fled(I) together;
    they have been captured(J) without using the bow.
All you who were caught were taken prisoner together,
    having fled while the enemy was still far away.
Therefore I said, “Turn away from me;
    let me weep(K) bitterly.
Do not try to console me
    over the destruction of my people.”(L)

The Lord, the Lord Almighty, has a day(M)
    of tumult and trampling(N) and terror(O)
    in the Valley of Vision,(P)
a day of battering down walls(Q)
    and of crying out to the mountains.
Elam(R) takes up the quiver,(S)
    with her charioteers and horses;
    Kir(T) uncovers the shield.
Your choicest valleys(U) are full of chariots,
    and horsemen are posted at the city gates.(V)

The Lord stripped away the defenses of Judah,
    and you looked in that day(W)
    to the weapons(X) in the Palace of the Forest.(Y)
You saw that the walls of the City of David
    were broken through(Z) in many places;
you stored up water
    in the Lower Pool.(AA)
10 You counted the buildings in Jerusalem
    and tore down houses(AB) to strengthen the wall.(AC)
11 You built a reservoir between the two walls(AD)
    for the water of the Old Pool,(AE)
but you did not look to the One who made it,
    or have regard(AF) for the One who planned(AG) it long ago.

12 The Lord, the Lord Almighty,
    called you on that day(AH)
to weep(AI) and to wail,
    to tear out your hair(AJ) and put on sackcloth.(AK)
13 But see, there is joy and revelry,(AL)
    slaughtering of cattle and killing of sheep,
    eating of meat and drinking of wine!(AM)
“Let us eat and drink,” you say,
    “for tomorrow we die!”(AN)

14 The Lord Almighty has revealed this in my hearing:(AO) “Till your dying day this sin will not be atoned(AP) for,” says the Lord, the Lord Almighty.

15 This is what the Lord, the Lord Almighty, says:

“Go, say to this steward,
    to Shebna(AQ) the palace(AR) administrator:(AS)
16 What are you doing here and who gave you permission
    to cut out a grave(AT) for yourself(AU) here,
hewing your grave on the height
    and chiseling your resting place in the rock?

17 “Beware, the Lord is about to take firm hold of you
    and hurl(AV) you away, you mighty man.
18 He will roll you up tightly like a ball
    and throw(AW) you into a large country.
There you will die
    and there the chariots(AX) you were so proud of
    will become a disgrace to your master’s house.
19 I will depose you from your office,
    and you will be ousted(AY) from your position.(AZ)

20 “In that day(BA) I will summon my servant,(BB) Eliakim(BC) son of Hilkiah. 21 I will clothe him with your robe and fasten your sash(BD) around him and hand your authority(BE) over to him. He will be a father to those who live in Jerusalem and to the people of Judah. 22 I will place on his shoulder(BF) the key(BG) to the house of David;(BH) what he opens no one can shut, and what he shuts no one can open.(BI) 23 I will drive him like a peg(BJ) into a firm place;(BK) he will become a seat[a] of honor(BL) for the house of his father. 24 All the glory of his family will hang on him: its offspring and offshoots—all its lesser vessels, from the bowls to all the jars.

25 “In that day,(BM)” declares the Lord Almighty, “the peg(BN) driven into the firm place will give way; it will be sheared off and will fall, and the load hanging on it will be cut down.” The Lord has spoken.(BO)

A Prophecy Against Tyre

23 A prophecy against Tyre:(BP)

Wail,(BQ) you ships(BR) of Tarshish!(BS)
    For Tyre is destroyed(BT)
    and left without house or harbor.
From the land of Cyprus
    word has come to them.

Be silent,(BU) you people of the island
    and you merchants(BV) of Sidon,(BW)
    whom the seafarers have enriched.
On the great waters
    came the grain of the Shihor;(BX)
the harvest of the Nile[b](BY) was the revenue of Tyre,(BZ)
    and she became the marketplace of the nations.

Be ashamed, Sidon,(CA) and you fortress of the sea,
    for the sea has spoken:
“I have neither been in labor nor given birth;(CB)
    I have neither reared sons nor brought up daughters.”
When word comes to Egypt,
    they will be in anguish(CC) at the report from Tyre.(CD)

Cross over to Tarshish;(CE)
    wail, you people of the island.
Is this your city of revelry,(CF)
    the old, old city,
whose feet have taken her
    to settle in far-off lands?
Who planned this against Tyre,
    the bestower of crowns,
whose merchants(CG) are princes,
    whose traders(CH) are renowned in the earth?
The Lord Almighty planned(CI) it,
    to bring down(CJ) her pride in all her splendor
    and to humble(CK) all who are renowned(CL) on the earth.

10 Till[c] your land as they do along the Nile,
    Daughter Tarshish,
    for you no longer have a harbor.
11 The Lord has stretched out his hand(CM) over the sea
    and made its kingdoms tremble.(CN)
He has given an order concerning Phoenicia
    that her fortresses be destroyed.(CO)
12 He said, “No more of your reveling,(CP)
    Virgin Daughter(CQ) Sidon, now crushed!

“Up, cross over to Cyprus;(CR)
    even there you will find no rest.”
13 Look at the land of the Babylonians,[d](CS)
    this people that is now of no account!
The Assyrians(CT) have made it
    a place for desert creatures;(CU)
they raised up their siege towers,(CV)
    they stripped its fortresses bare
    and turned it into a ruin.(CW)

14 Wail, you ships(CX) of Tarshish;(CY)
    your fortress is destroyed!(CZ)

15 At that time Tyre(DA) will be forgotten for seventy years,(DB) the span of a king’s life. But at the end of these seventy years, it will happen to Tyre as in the song of the prostitute:

16 “Take up a harp, walk through the city,
    you forgotten prostitute;(DC)
play the harp well, sing many a song,
    so that you will be remembered.”

17 At the end of seventy years,(DD) the Lord will deal with Tyre. She will return to her lucrative prostitution(DE) and will ply her trade with all the kingdoms on the face of the earth.(DF) 18 Yet her profit and her earnings will be set apart for the Lord;(DG) they will not be stored up or hoarded. Her profits will go to those who live before the Lord,(DH) for abundant food and fine clothes.(DI)

The Lord’s Devastation of the Earth

24 See, the Lord is going to lay waste the earth(DJ)
    and devastate(DK) it;
he will ruin its face
    and scatter(DL) its inhabitants—
it will be the same
    for priest as for people,(DM)
    for the master as for his servant,
    for the mistress as for her servant,
    for seller as for buyer,(DN)
    for borrower as for lender,
    for debtor as for creditor.(DO)
The earth will be completely laid waste(DP)
    and totally plundered.(DQ)
The Lord has spoken(DR) this word.

The earth dries up(DS) and withers,(DT)
    the world languishes and withers,
    the heavens(DU) languish with the earth.(DV)
The earth is defiled(DW) by its people;
    they have disobeyed(DX) the laws,
violated the statutes
    and broken the everlasting covenant.(DY)
Therefore a curse(DZ) consumes the earth;
    its people must bear their guilt.
Therefore earth’s inhabitants are burned up,(EA)
    and very few are left.
The new wine dries up(EB) and the vine withers;(EC)
    all the merrymakers groan.(ED)
The joyful timbrels(EE) are stilled,
    the noise(EF) of the revelers(EG) has stopped,
    the joyful harp(EH) is silent.(EI)
No longer do they drink wine(EJ) with a song;
    the beer is bitter(EK) to its drinkers.
10 The ruined city(EL) lies desolate;(EM)
    the entrance to every house is barred.
11 In the streets they cry out(EN) for wine;(EO)
    all joy turns to gloom,(EP)
    all joyful sounds are banished from the earth.
12 The city is left in ruins,(EQ)
    its gate(ER) is battered to pieces.
13 So will it be on the earth
    and among the nations,
as when an olive tree is beaten,(ES)
    or as when gleanings are left after the grape harvest.(ET)

14 They raise their voices, they shout for joy;(EU)
    from the west(EV) they acclaim the Lord’s majesty.
15 Therefore in the east(EW) give glory(EX) to the Lord;
    exalt(EY) the name(EZ) of the Lord, the God of Israel,
    in the islands(FA) of the sea.
16 From the ends of the earth(FB) we hear singing:(FC)
    “Glory(FD) to the Righteous One.”(FE)

But I said, “I waste away, I waste away!(FF)
    Woe(FG) to me!
The treacherous(FH) betray!
    With treachery the treacherous betray!(FI)
17 Terror(FJ) and pit and snare(FK) await you,
    people of the earth.(FL)
18 Whoever flees(FM) at the sound of terror
    will fall into a pit;(FN)
whoever climbs out of the pit
    will be caught in a snare.(FO)

The floodgates of the heavens(FP) are opened,
    the foundations of the earth shake.(FQ)
19 The earth is broken up,(FR)
    the earth is split asunder,(FS)
    the earth is violently shaken.
20 The earth reels like a drunkard,(FT)
    it sways like a hut(FU) in the wind;
so heavy upon it is the guilt of its rebellion(FV)
    that it falls(FW)—never to rise again.(FX)

21 In that day(FY) the Lord will punish(FZ)
    the powers(GA) in the heavens above
    and the kings(GB) on the earth below.
22 They will be herded together
    like prisoners(GC) bound in a dungeon;(GD)
they will be shut up in prison
    and be punished[e] after many days.(GE)
23 The moon will be dismayed,
    the sun(GF) ashamed;
for the Lord Almighty will reign(GG)
    on Mount Zion(GH) and in Jerusalem,
    and before its elders—with great glory.(GI)

Footnotes

  1. Isaiah 22:23 Or throne
  2. Isaiah 23:3 Masoretic Text; Dead Sea Scrolls Sidon, / who cross over the sea; / your envoys are on the great waters. / The grain of the Shihor, / the harvest of the Nile,
  3. Isaiah 23:10 Dead Sea Scrolls and some Septuagint manuscripts; Masoretic Text Go through
  4. Isaiah 23:13 Or Chaldeans
  5. Isaiah 24:22 Or released

17 Als we vrij van schuld willen worden door Christus, geven we toe dat we ongehoorzame mensen zijn. Betekent dat dan dat Christus iets met het kwaad te maken heeft? Helemaal niet! 18 Maar als ik de wet van Mozes eerst afschaf, en me daarna weer aan die wet ga houden om te worden vrijgesproken van schuld, bewijs ik daarmee zelf dat ik ongehoorzaam ben. Want dan verwacht ik het toch nog steeds van de wet ook al zegt God dat dat niet zal helpen. 19 De wet van Mozes werd mijn dood, door mijn ongehoorzaamheid aan de wet. Ik ben dus dood voor de wet. Nu kan ik voor God leven. 20 Want ik ben samen met Christus gekruisigd. Toch leef ik! Dat komt doordat niet meer mijn eigen 'ik' leeft, maar Christus leeft in mij.[a] En zo lang ik nog in dit lichaam leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God. Want Hij houdt heel veel van mij en heeft zijn leven voor mij geofferd. 21 En ik zal niet doen alsof dat niet zo is. Want stel dat de mensen van hun schuld vrijgesproken hadden kunnen worden door zich aan de wet van Mozes te houden. Dan had Christus niet hoeven sterven! Dan zou Hij alles voor niets hebben gedaan.

Gods belofte aan Abraham

O, domme Galaten! Wie heeft jullie betoverd? Hoe kan het dat jullie het goede nieuws niet langer gehoorzamen? Ik heb jullie toch zó duidelijk de gekruisigde Christus beschreven! Laat mij jullie deze ene vraag stellen: hebben jullie de Geest gekregen doordat jullie je aan de wet van Mozes hielden? Of kregen jullie Hem doordat jullie het goede nieuws hebben gehoord en geloofd? Zijn jullie dan zó dom? Jullie zijn je nieuwe leven begonnen met de Geest. Eindigen jullie dan nu met het houden van regels? Is alle ellende die jullie vanwege het geloof overkomen is, dan helemaal voor niets geweest? Als jullie je nu weer aan de wet gaan houden, is het inderdaad helemaal voor niets geweest. God heeft jullie zijn Geest gegeven en doet wonderen bij jullie. Doet Hij dat omdat jullie je zo goed aan de wet van Mozes houden? Of doet Hij dat omdat jullie geloven wat ik jullie heb verteld?

Ook Abraham heeft God geloofd.[b] Daarom zei God dat Abraham leefde zoals Hij het wil. Jullie moeten begrijpen dat alleen de mensen die in Jezus geloven kinderen van Abraham zijn. De Boeken wisten van tevoren dat God de niet-Joodse volken door hun geloof zou vrijspreken van schuld. Daarom hebben de Boeken van tevoren aan Abraham het goede nieuws verteld: "Door de zegen die op jou is, zullen alle volken gezegend worden." De mensen die hetzelfde geloof hebben als Abraham, ontvangen dus samen met Abraham Gods zegen.

Footnotes

  1. Galaten 2:20 Lees hierover meer in Romeinen 6:1-14.
  2. Galaten 3:6 Lees Hebreeën 11:8, 9, 17-19.

17 “But if, in seeking to be justified in Christ, we Jews find ourselves also among the sinners,(A) doesn’t that mean that Christ promotes sin? Absolutely not!(B) 18 If I rebuild what I destroyed, then I really would be a lawbreaker.

19 “For through the law I died to the law(C) so that I might live for God.(D) 20 I have been crucified with Christ(E) and I no longer live, but Christ lives in me.(F) The life I now live in the body, I live by faith in the Son of God,(G) who loved me(H) and gave himself for me.(I) 21 I do not set aside the grace of God, for if righteousness could be gained through the law,(J) Christ died for nothing!”[a]

Faith or Works of the Law

You foolish(K) Galatians!(L) Who has bewitched you?(M) Before your very eyes Jesus Christ was clearly portrayed as crucified.(N) I would like to learn just one thing from you: Did you receive the Spirit(O) by the works of the law,(P) or by believing what you heard?(Q) Are you so foolish? After beginning by means of the Spirit, are you now trying to finish by means of the flesh?[b] Have you experienced[c] so much in vain—if it really was in vain? So again I ask, does God give you his Spirit and work miracles(R) among you by the works of the law, or by your believing what you heard?(S) So also Abraham “believed God, and it was credited to him as righteousness.”[d](T)

Understand, then, that those who have faith(U) are children of Abraham.(V) Scripture foresaw that God would justify the Gentiles by faith, and announced the gospel in advance to Abraham: “All nations will be blessed through you.”[e](W) So those who rely on faith(X) are blessed along with Abraham, the man of faith.(Y)

Footnotes

  1. Galatians 2:21 Some interpreters end the quotation after verse 14.
  2. Galatians 3:3 In contexts like this, the Greek word for flesh (sarx) refers to the sinful state of human beings, often presented as a power in opposition to the Spirit.
  3. Galatians 3:4 Or suffered
  4. Galatians 3:6 Gen. 15:6
  5. Galatians 3:8 Gen. 12:3; 18:18; 22:18

Psalm 60

Voor de leider van het koor. Op de wijs van: 'De lelie heeft het gezien'. Een prachtig lied van David, om iets van te leren. Hij maakte het toen hij de Arameeërs van Mesopotamië en de Arameeërs van Zoba had verslagen. Zijn legeraanvoerder Joab had op de terugweg het leger van 12.000 Edomieten in het Zoutdal verslagen.[a]

God, U heeft ons aan ons lot overgelaten.
In uw boosheid heeft U ons machteloos gemaakt.
Want U was woedend op ons.
Maar maak ons nu alstublieft weer sterk!
U heeft het land zó zwaar gestraft,
dat het bijna is vernietigd.
Help ons nu alstublieft, vóór het te laat is.
U heeft uw volk zwaar gestraft.
U heeft ons uit de wijnbeker met uw straf laten drinken
zodat we er dronken van zijn en op onze benen wankelen.
Maar nu wilt U ons redden.
U roept de mensen die willen leven zoals U het wil.
U brengt hen bijeen en beschermt hen tegen de vijand.
Zo zult U de mensen redden die van U houden.
Heer, red ons alstublieft en geef ons de overwinning!

God heeft in zijn heiligdom tot mij gesproken.
Juichend spring ik op.
Ik zal Sichem verdelen.
Het Sukkot-dal zal ik opmeten om het te verdelen.
Gilead en Manasse zijn van mij,
Efraïm is mijn helm,
Juda is mijn heersersstaf.
10 Moab is mijn waskom en moet mij dienen.
Op Edom zet ik mijn voeten neer.
Filistea overwin ik.

11 Wie zal mij naar Edom brengen?
Wie brengt mij naar die sterke stad?
12 Gaat U dat doen, God,
ook al had U ons eerst in de steek gelaten?
Zult U, God, met ons leger meegaan?

Read full chapter

Footnotes

  1. Psalmen 60:2 Lees 2 Samuel 8:3-14.

Psalm 60[a](A)

For the director of music. To the tune of “The Lily of the Covenant.” A miktam[b] of David. For teaching. When he fought Aram Naharaim[c] and Aram Zobah,[d] and when Joab returned and struck down twelve thousand Edomites in the Valley of Salt.(B)

You have rejected us,(C) God, and burst upon us;
    you have been angry(D)—now restore us!(E)
You have shaken the land(F) and torn it open;
    mend its fractures,(G) for it is quaking.
You have shown your people desperate times;(H)
    you have given us wine that makes us stagger.(I)
But for those who fear you, you have raised a banner(J)
    to be unfurled against the bow.[e]

Save us and help us with your right hand,(K)
    that those you love(L) may be delivered.
God has spoken from his sanctuary:
    “In triumph I will parcel out Shechem(M)
    and measure off the Valley of Sukkoth.(N)
Gilead(O) is mine, and Manasseh is mine;
    Ephraim(P) is my helmet,
    Judah(Q) is my scepter.(R)
Moab is my washbasin,
    on Edom I toss my sandal;
    over Philistia I shout in triumph.(S)

Who will bring me to the fortified city?
    Who will lead me to Edom?
10 Is it not you, God, you who have now rejected us
    and no longer go out with our armies?(T)
11 Give us aid against the enemy,
    for human help is worthless.(U)
12 With God we will gain the victory,
    and he will trample down our enemies.(V)

Read full chapter

Footnotes

  1. Psalm 60:1 In Hebrew texts 60:1-12 is numbered 60:3-14.
  2. Psalm 60:1 Title: Probably a literary or musical term
  3. Psalm 60:1 Title: That is, Arameans of Northwest Mesopotamia
  4. Psalm 60:1 Title: That is, Arameans of central Syria
  5. Psalm 60:4 The Hebrew has Selah (a word of uncertain meaning) here.

15 Mijn zoon, als je wijs en verstandig bent,
zal ik daar blij over zijn.
16 Ik zal trots op je zijn
als ik je verstandige dingen hoor zeggen.

Read full chapter

Saying 14

15 My son, if your heart is wise,
    then my heart will be glad indeed;
16 my inmost being will rejoice
    when your lips speak what is right.(A)

Read full chapter